Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven tussen 593 en 565 voor Christus, tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.
Hoofdstuk 27
|
|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
2 En jij, zoon van de mens, hef een klaaglied aan over ,
3 en zeg tot , die woont aan de toegangen van de zee, die handeldrijver van de volken is naar vele kustlanden: Zo zegt mijn Heer JAHWEH, , jij, jij zei: Ik ben volmaakt van schoonheid.
4 In het hart van de zeeën waren jouw grenzen, jouw bouwers voltooiden jouw schoonheid.
5 Van cipressen van bouwden zij voor jou alle planken*1). Zij namen een ceder uit om een mast voor jou te maken.
6 Van eiken van maakten zij jouw roeiriemen. Jouw voorsteven maakten zij van ivoor, dochter van de Assurieten van de kusten van .
7 Van glanzend batist met borduurwerk uit was jouw zeil, voor jou wordend tot vaandel; blauw en purper van de kusten van was jouw dekzeil.
8 Inwoners van en waren jouw roeiers. Jouw wijze mannen, , waren in jou. Zij waren jouw loodsen.
9 Oudsten van en haar wijze mannen waren in jou, die jouw leemten repareren. Alle schepen van de zee en hun zeelieden waren in jou om over jouw marktwaren te onderhandelen.
10 en en waren in jouw strijdmacht, jouw mannen van oorlog. Schild en helm hingen zij in jou op. Zij, zij gaven jou eer.
11 Zonen van en waren op jouw muren, rondom, en waren op jouw torens. Hun borstharnassen hingen zij op aan jouw muren, rondom. Zij, zij voltooiden jouw schoonheid.
12 was jouw koopman, vanwege de veelheid van alle weelde. Tegen zilver, ijzer, tin en lood gaven zij jou handelsartikelen.
13 , en waren jouw handelaren; tegen de ziel van een mens en voorwerpen van koper gaven zij jou marktwaren.
14 Van gaven zij paarden en ruiters en muildieren voor jouw handelsartikelen.
15 Zonen van waren jouw handelaren. Vele kustlanden kochten koopwaar van jouw hand: horens van ivoor en ebbenhout deden zij terugkeren als jouw afdracht.
16 was jouw koopman, vanwege de veelheid van jouw producten. Met granaatsteen, purper en borduurwerk en fijn linnen en koralen en briljant gaven zij tegen jouw handelsartikelen.
17 en het land van waren jouw handelaren; tegen tarwe van en korstdeeg en honing en olie en balsem gaven zij jouw marktwaren.
18 was jouw koopman in de veelheid van jouw producten, van de veelheid van alle weelde, tegen wijn van en wol van .
19 en , uit , gaven gesmeed ijzer, kassiekaneel; het was tegen jouw marktwaren.
20 was jouw handelaar in vrijvallende mantels voor het rijden.
21 en alle vorsten van , zij waren kooplieden aan jouw zijde, in bokkige lammeren en rammen en bokken. Voor hen waren zij jouw kooplieden.
22 De handelaren van en , zij waren jouw handelaren; tegen de voornaamste van elke geurige stof en tegen elke kostbare steen en goud gaven zij jouw handelsartikelen.
23 en en , de handelaren van , en waren jouw handelaren.
24 Zij waren jouw handelaren in volmaakte dingen, in wikkels van blauw en borduurwerk en in tapijten van veelkleurige stoffen, opgebonden met touwlijnen, en duurzame dingen, voor jouw handeldrijven.
25 Schepen van waren jouw vervoerders van jouw marktwaren. En jij werd gevuld en jij werd uitermate zwaar in het hart van de zeeën.
26 Jouw roeiers brachten jou in vele wateren; de oostenwind brak jou in het hart van de zeeën.
27 Jouw weelde en jouw handelsartikelen, jouw marktwaren, jouw zeelieden en jouw loodsen, zij die jouw leemten repareren, de onderhandelaars van jouw marktwaren en alle mannen van jouw oorlog, die in jou waren en in heel jouw samenkomst die in jouw midden was, zij zullen vallen in het hart van de zeeën, in de dag van jouw val.
28 Bij het geluid van de uitroep van jouw loodsen zullen de gemeenschappelijke weidegronden schudden.
29 En allen die de roeiriem hanteren dalen af van hun schepen, de zeelieden. Alle loodsen van de zee zullen op het land staan.
30 En zij zullen over jou hun stem doen horen en zij zullen bitter uitschreeuwen en zij zullen losse aarde op hun hoofden werpen, in de as zullen zij zich wentelen.
31 Zij zullen zich voor jou kaal maken met kaalheid en zij omgorden zich met rouwgewaden. En zij zullen voor jou huilen in bitterheid van ziel, een bittere rouwklacht.
32 En zij heffen voor jou in hun leed een klaaglied aan en zij zullen over jou een klaaglied zingen: Wie was als , als de stille in het midden van de zee?
33 Door het uitgaan van jouw handelsartikelen vanaf de zeeën verzadigde jij vele volken. Door de veelheid van jouw weelde en jouw marktwaren, maakte jij de koningen van de aarde rijk.
34 Nu ben jij gebroken door de zeeën in de diepten van de wateren. Jouw marktwaren en heel jouw samenkomst zijn in jouw midden gevallen.
35 Alle inwoners van de kustlanden zijn ontzet over jou en hun koningen zijn met afgrijzen vervuld. Hun aangezichten zijn gedeprimeerd.
36 De kooplieden onder de volken sissen over jou. Jij werd een ontaard ding. En jij zal niet zijn tot aan de aion.
Noot 1) Planken - denk hierbij aan wat van hout wordt gemaakt, zoals schepen.
Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 28
|
|
© www.schriftwoord.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|