|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En JAHWEH verschijnt aan hem te midden van de eiken van . En hij zit in de opening van de tent, op het warmste van de dag.
2 En hij heft zijn ogen op en hij ziet. En aanschouw, drie mannen staan bij hem. En hij ziet en hij rent vanuit de opening van de tent om hen te ontmoeten. En hij buigt zich neer naar de aarde.
3 En hij zegt: "Mijn heer, alstublieft, indien ik genade vind ik uw ogen, alstublieft, het moet niet zo zijn dat u passeert aan uw dienaar.
4 Alstublieft, er zal een klein beetje van het watermv genomen worden en wast uw voeten en leunt onder de boom.
5 En ik neem een stukje van het brood en versterk jullie hart. Daarna zullen jullie passeren, want vanwege dit passeren jullie aan jullie dienaar." En zij zeggen: "Doe jij zoals je spreekt."
6 En haast zich naar de tent, naar , en hij zegt: "Haast je! Kneed drie seahs meel, fijn meel, en maak broodkoeken."
7 En rent naar het grootvee en hij neemt een zoon van het grootvee, mals en goed, en hij geeft het aan de knaap. En hij haast zich om het klaar te maken.
8 En hij neemt dikke room en melk en de zoon van het grootvee, dat hij klaar maakte, en hij zet het hen voor. En hij staat bij hen onder de boom. En zij eten.
9 En zij zeggen tot hem: "Waar is , jouw vrouw?" En hij zegt: "Aanschouw! Zij is in de tent."
10 En Hij zegt: "Om terug te keren keer Ik terug tot jou, als het seizoen van het leven daar is. En aanschouw! , jouw vrouw, zal een zoon hebben." En luistert in de opening van de tent, en zij was achter hem.
11 En en zijn oud, in de dagen komend. Het komt bij tot stilstand volgens het pad van de vrouwen.
12 En lacht in haar binnenste, zeggend: "Zal na mijn verslijten nog weelderigheid tot mij komen? En mijn heer is oud!"
13 En JAHWEH zegt tot : "Waarom is dit? lachte, zeggend: 'Ja, werkelijk, ik baar en ik, ik ben oud!'
14 Is er een zaak die voor JAHWEH te wonderbaarlijk is? Op de afgesproken tijd keer Ik tot jou terug, in het seizoen van het leven. En zal een zoon ."
15 En huichelt, zeggend: "Ik lachte niet." Want zij vreest. En Hij zegt: "Nee, maar jij lachte!"
16 En de mannen staan van daar op en zij staren in de richting van . En gaat met hen , om hen heen te zenden.
17 En JAHWEH zegt: "Zal Ik voor bedekken wat Ik doe?
18 En zal zijn, ja zijn, tot een natie, groot en robuust, en alle naties van de aarde worden in hem gezegend.
19 Want Ik ken hem opdat hij zijn zonen en zijn huis na hem instructie geeft en zij de weg van JAHWEH in acht nemen, tot het doen van rechtvaardigheid en oordeel, opdat JAHWEH over zal brengen wat Hij over hem sprak."
20 En JAHWEH zegt: "De uitroep uit en is veel en hun zonde is uitermate zwaar.
21 Alstublieft, Ik daal af en zie wat haar geschreeuw , dat tot Mij komt. Doen zij alles? En indien niet, Ik zal het weten."
22 En de mannen wenden zich van daar om en zij gaan in de richting van . En staat nog voor het aangezicht van JAHWEH.
23 En komt dichtbij en hij zegt: "Veegt U inderdaad de rechtvaardige met de slechte?
24 Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in het midden van de stad? Ja, zult U inderdaad wegvegen en zult U de plaats niet verdragen omwille van vijftig rechtvaardigen die in haar midden zijn?
25 Het zij verre van U zoals deze zaak te doen, om een rechtvaardige te doden met een slechte en dat de rechtvaardige is als de slechte! Het zij verre van U! De Rechter van heel de aarde, doet Hij geen oordeel?"
26 En JAHWEH zegt: "Indien Ik in vijftig rechtvaardigen vind in het midden van de stad, dan verdraag Ik heel de plaats vanwege hen."
27 En antwoordt en hij zegt: "Aanschouw! Alstublieft! Ik durfde aan tot mijn Heer te spreken, en ik ben losse aarde en as.
28 Misschien ontbreken er vijf aan de vijftig rechtvaardigen? Richt U dan door de vijf heel de stad te gronde?" En Hij zegt: "Ik richt niet te gronde indien Ik daar vijf en veertig vind."
29 En hij gaat voort verder tot Hem te spreken en hij zegt: "Misschien worden daar veertig gevonden?" En Hij zegt: "Ik doe het niet vanwege de veertig."
30 En hij zegt: "Alstublieft! Het moet niet zo zijn dat mijn Heer heet is, en ik spreek. Misschien worden daar dertig gevonden." En Hij zegt: "Ik doe het niet indien Ik daar dertig vind."
31 En hij zegt: "Zie! Alstublieft! Ik durf aan tot mijn Heer te spreken. Misschien worden daar twintig gevonden?" En Hij zegt: "Vanwege de twintig richt Ik haar niet te gronde."
32 En hij zegt: "Alstublieft! Het moet niet zo zijn dat Mijn Heer heet is en ik spreek. Misschien worden ditmaal daar tien gevonden!" En Hij zegt: "Ik richt niet te gronde vanwege de tien."
33 En JAHWEH gaat weg, wanneer Hij klaar is tot Abraham te spreken. En Abraham keerde terug naar zijn plaats.
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 19
|
|