|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En twee van de boodschappers komen in de avond in de richting van . En zit in de poort van . En ziet ze en hij staat op om hen te ontmoeten. En hij buigt zich meer, met de neusgaten naar de aarde.
2 En hij zegt: "Aanschouw! Alstublieft! Mijne heren, trekt u alstublieft terug in het huis van jullie dienaar, en overnacht en wast jullie voeten. En sta vroeg op en ga op weg." En zij zeggen: "Nee, want wij overnachten op het plein."
3 En hij dringt uitermate bij hen aan en zij trekken zich terug bij hem. En zij komen binnen in zijn huis en hij maakt voor hen een feestmaal. En hij bakt ongezuurde broden. En zij eten.
4 En nog voordat zij neerliggen, omringen mannen van de stad, mannen van , het huis; vanaf knaap tot oude man, al het volk, zonder uitzondering.
5 En zij roepen tot en zij zeggen tot hem: "Waar zijn de mannen die in de nacht tot jou kwamen? Doe hen tot ons uitgaan en we zullen hen kennen."
6 En gaat naar hen toe, naar het portaal en hij sluit de deur achter zich.
7 En hij zei: "Alstublieft, het moet niet zo zijn, mijn broeders, dat jullie kwaad doen!
8 Aanschouw! Alstublieft! Mijn twee dochters, die geen man kenden, doe ik uitgaan. Alstublieft, neemt hen tot jullie en doet met hen wat goed is in jullie ogen, maar met deze mannen, het moet niet zo zijn dat jullie iets doen, want om die reden kwamen zij in de schaduw van mijn dakspant."
9 En zij zeggen: "Kom dichtbij, daarginds!" En zij zeggen: "Die kwam om tijdelijk te verblijven, beoordeelt hij om te beoordelen? Nu doen wij meer kwaad aan jou dan aan hen." En zij dringen uitermate aan op de man, op , en zij komen dichtbij om de deur af te breken.
10 En de mannen zenden hun hand en brengen bij hen in het huis, en zij sluiten de deur.
11 En de mannen die in het portaal van het huis waren, slaan zij met verblindingmv, van klein tot groot en zij vermoeien zichzelf om het portaal te vinden.
12 En de mannen zeggen tot : "Is er verder nog iemand van jou hier? Jouw schoonzoon en jouw zonen en jouw dochters en allen die van jou zijn in de stad, doe hen uitgaan uit de plaats.
13 Want wij gaan deze plaats te gronde richten, want hun geschreeuw is groot voor het aangezicht van JAHWEH, en JAHWEH zendt ons om haar te gronde te richten."
14 En gaat uit en hij spreekt tot zijn schoonzonen, die zijn dochters namen, en hij zegt: "Staat op, gaat uit van deze plaats, want JAHWEH gaat de stad te gronde richten." En hij was als belachelijke zijnde in de ogen van zijn schoonzonen.
15 En als de dageraad op komt, spoorden de boodschappers aan, zeggend: "Sta op, neem jouw vrouw en twee van jouw dochters, die gevonden zijn, opdat jij niet weggeveegd wordt met de verdorvenheid van de stad."
16 En hij treuzelt. En de mannen houden zijn hand vast en de hand van zijn vrouw en de hand van twee van zijn dochters, bij het hem sparen door JAHWEH. En zij doen hem uitgaan en laten hem rusten, buiten de stad.
17 En het gebeurt als zij hen buiten doen uitgaan, dat hij zegt: "Ontsnap met jouw ziel! Het moet niet zo zijn dat jij achter je kijkt en het moet niet zo zijn dat jij stil staat in heel het stroomgebied. Ontsnap naar het gebergte, opdat jij niet wordt weggeveegd."
18 En zegt tot hen: "Zeker niet! Alstublieft, mijn heren!
19 Aanschouw! Alstublieft! Uw dienaar vindt genade in uw ogen en u maakt uw vriendelijkheid groot die u aan mij doet om mijn ziel in het leven te behouden. En ik kan niet in de richting van het gebergte ontsnappen, opdat het kwaad niet aan mij kleeft en ik sterf.
20 Aanschouw! Alstublieft! Deze stad is dichtbij om daarheen te vluchten en zij is gering. Alstublieft! Ik ontsnap daarheen - is zij niet gering - en mijn ziel leeft."
21 En Hij zegt tot hem: "Aanschouw! Ik hef jouw aangezicht ook op over deze zaak, om niet de stad waarvan jij spreekt door mij ondersteboven te keren.
22 Haast je! Ontsnap daarheen, want Ik kan niets doen totdat jij daar gekomen bent." Daarom noemt men de naam van de stad .
23 De zon komt tevoorschijn over de aarde en komt in .
24 En JAHWEH doet zwavel en vuur regenen over en , zwavel en vuur van JAHWEH vanaf de hemelen.
25 En Hij keerde deze steden en heel het stroomgebied ondersteboven en alle inwoners van de steden en wat ontspruitte uit de grond.
26 En zijn vrouw kijkt van achter hem en zij wordt een monument van zout.
27 En staat vroeg in de ochtend op, op de plaats daar waar hij stond voor het gezicht van JAHWEH.
28 En hij staart naar de oppervlakte van en en heel de oppervlakte van het land van het stroomgebied, en hij ziet. En aanschouw! Een rookwolk gaat op van het land, een rookwolk als van de kalkoven.
29 En Elohim richt de steden van het stroomgebied te gronde, en Elohim gedenkt . En Hij zendt vanaf het midden van de ondersteboven kering, het omkeren van de steden in welke woonde.
30 En gaat op vanuit en hij woont in het gebergte, en twee van zijn dochters met hem, want hij vreest om in te wonen. En hij woont in de grot, hij en twee van zijn dochters.
31 En de eerstgeborene zegt tot de mindere: "Onze vader is oud en er is geen man in het land om over ons te komen, op de weg van heel de aarde.
32 Ga! Laten wij onze vader wijn te drinken geven en wij zullen met hem liggen. Zo zullen wij zaad van onze vader in leven behouden."
33 En zij geven in de nacht hun vader wijn te drinken, en de eerstgeborene komt en ligt bij haar vader. En hij wist niet van haar bij hem neerliggen en van haar opstaan.
34 En het gebeurt in de volgende dag en de eerstgeborene zegt tot de mindere: "Aanschouw! Ik lag gisternacht bij mijn vader. We zullen hem ook vannacht wijn te drinken geven. En kom, lig bij hem en wij zullen zaad van onze vader in leven behouden!"
35 En zij geven ook die nacht wijn aan hun vader. En de mindere staat op en zij ligt bij hem. En hij wist niet van haar neerliggen en van haar opstaan.
36 En de twee dochters van worden zwanger van hun vader.
37 En de eerstgeborene baart een zoon en zij noemt zijn naam . Hij is de vader van de ieten tot aan vandaag.
38 En ook de mindere baart een zoon en zij noemt zijn naam . Hij is de vader van de zonen van , tot aan vandaag.
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 20
|
|