Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Genesis
Hoofdstuk 21

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)


1 En JAHWEH merkte SaraSara = vorstin op, zoals Hij zei. En JAHWEH doet voor SaraSara = vorstin zoals Hij sprak.
2 En SaraSara = vorstin wordt zwanger en zij baart voor AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte een zoon in zijn ouderdom, op de afgesproken tijd, die Elohim tot hem had gesproken. 22 Want het werd geschreven dat Abraham twee zonen heeft gehad, één uit de meid en één uit de vrije.
23 Maar, inderdaad, de ene uit de meid, werd verwekt uit het vlees, maar die uit de vrije door belofte,
24 wat een allegorie 1) is, want deze vrouwen zijn twee verbonden: één, inderdaad, van de berg Sinaï, verwekkend in slavernij, dit is Hagar.
25 Hagar is wel de berg Sinaï in Arabië, maar het staat op één lijn met het huidige Jeruzalem, want zij slaaft met haar kinderen.
26 Maar het Jeruzalem van boven is vrij, deze is onze moeder.
27 Want het werd geschreven: Wees blij, steriele! De niet barende, breek uit! En smeek, de niet weeën hebbende, dat velen zijn de kinderen van de eenzame, veel meer dan de hebbende de man.
28 Doch jullie, broeders, zijn, evenals Isaäk, kinderen van de belofte.
29 Maar net als toen de naar het vlees verwekte de naar de geest verwekte vervolgde, zo ook nu!
30 Maar wat zegt de Schrift? Werp de meid en haar zoon weg, want de zoon van de meid zal zeker niet lotdeelgenieter zijn met de zoon van de vrije.
31 Daarom, broeders, wij zijn niet kinderen van de meid, maar van de vrije. (SW)
[Gal. 4:22-31]

3 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte noemt de naam van zijn zoon die aan hem geboren werd, die SaraSara = vorstin voor hem baarde, IsaäkIsaäk = lachen.
4 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte besnijdt IsaäkIsaäk = lachen, zijn zoon, als zoon van acht dagen, zoals Elohim hem instructie gaf. En Hij geeft* aan hem het verbond van de besnijdenis. En zo verwekt hij Isaäk en besneed hem op de achtste dag, en Isaäk Jakob, en Jakob de twaalf patriarchen (SW)[Hand. 7:8]
5 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte is een zoon van honderd jaren als IsaäkIsaäk = lachen, zijn zoon, aan hem geboren wordt.
6 En SaraSara = vorstin zegt: "Elohim doet met mij lachen. Een ieder die het hoort lacht met mij."
7 En zij zegt: "Wie spreekt tot AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte: 'SaraSara = vorstin zoogt zonen'? Want ik baarde een zoon in zijn ouderdom."
8 En de jongen wordt groot en hij wordt gespeend. En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte maakt een groot feestmaal op de dag dat IsaäkIsaäk = lachen gespeend werd.
9 En SaraSara = vorstin ziet de zoon van HagarHagar = vlucht, de Egyptische, belachelijk maken*1) die zij baarde voor AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte.
10 En zij zegt tot AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte: "Drijf dit dienstmeisje en haar zoon uit, zodat de zoon van dit dienstmeisje niet overneemt van mijn zoon, van IsaäkIsaäk = lachen." 29 Maar net als toen de naar het vlees verwekte de naar de geest verwekte vervolgde, zo ook nu!
30 Maar wat zegt de Schrift? Werp de meid en haar zoon weg, want de zoon van de meid zal zeker niet lotdeelgenieter zijn met de zoon van de vrije. (SW)
[Gal. 4:29,30]

11 En het woord in verband met zijn zoon is uitermate kwaad in de ogen van Abraham.
12 En Elohim zegt tot AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte: "Het moet niet zo zijn dat het kwaad is in jouw ogen vanwege de knaap en vanwege jouw dienstmeisje. Al wat SaraSara = vorstin tot jou zei, luister naar haar stem, want in IsaäkIsaäk = lachen zal jouw zaad genoemd worden. tot wie gesproken* was dat: In Isaäk zal jouw zaad genoemd worden (SW)[Hebr. 11:18]
13 En ook de zoon van het dienstmeisje plaats Ik tot een natie, omdat hij jouw zaad is."
14 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte staat vroeg in de ochtend op en hij neemt brood en een veldfles met watermv en geeft het aan HagarHagar = vlucht en plaatst het op haar schouderblad, met de jongen. En hij zendt haar weg, en zij gaat. En zij dwaalt af in de wildernis van Ber-SebaBer-Seba = put van de zevenvoudige eed.
15 En het watermv in de veldfles komt ten einde en zij gooit de jongen onder één van de struiken.
16 En zij gaat en zij zet zich neer op een afstand, zo ver als de boog geschoten wordt. Want zij zei: "Het moet niet zo zijn dat ik de dood van de jongen zie." En zij zit op een afstand en zij heft haar stem op. En zij huilt.
17 En Elohim hoort de stem van de knaap. En een boodschapper van Elohim roept tot HagarHagar = vlucht vanaf de hemelen en hij zegt tot haar: "Wat is er met jou, HagarHagar = vlucht? Het moet niet zo zijn dat jij vreest, want Elohim luistert naar de stem van de jongen waar hij is.
18 Sta op! Neem de knaap op en houd hem met jouw hand vast, want Ik zal hem plaatsen tot een grote natie."
19 En Elohim ontsluit haar ogen en zij ziet een put van watermv. En zij gaat en zij vult de veldfles met watermv. En zij geeft de knaap te drinken.
20 En Elohim is met de knaap en hij wordt groot, en hij woont in de wildernis. En hij wordt iemand die goed is met de boog.
21 En hij woont in de wildernis van ParanParan = plaats van spelonken. En zijn moeder neemt voor hem een vrouw uit het land EgypteEgypte = (Egyptische) huis van de god Ptah / (Koptisch) het zwarte land (t.o.v. de witte woestijn) .
22 En het is in deze tijd dat AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning, en PikolPikol = mond van allen - woordvoerder, overste van zijn leger, spreekt met AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte, zeggend: "Elohim is met jou in alles wat jij doet. En Abimelech ging van Gerar naar hem toe met Ahuzzat, zijn verwante en ficol, de leider van zijn menigte. (SW)[Gen. 26:26]
23 En nu, zweer tot mij bij Elohim, aanschouw, dat jij niet jij handelt in onwaarheid tegen mij en tegen mijn nakomeling en tegen mijn nageslacht! Naar de vriendelijkheid die ik jou gaf, doe jij met mij en met het land waarin jij tijdelijk verblijft."
24 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte zegt: "Ik, ik zweer het!"
25 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte berispt AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning naar aanleiding van een put van watermv, die dienaren van AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning roofden.
26 En AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning zegt: "Ik weet niet wie deze zaak deed, en ook vertelde jij het mij niet en bovendien hoorde ik er niet over, behalve vandaag."
27 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte neemt kleinvee en grootvee en hij geeft het aan AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning en zij beiden snijden een verbond.
28 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte stelt zeven ooilammeren van het kleinvee voor hen alleen.
29 En AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning zegt tot AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte: "Wat zijn deze zeven ooilammeren, die jij apart hebt gesteld?"
30 En hij zegt: "Dat jij deze zeven ooilammeren uit mijn hand neemt, opdat jij voor mij tot getuige zal zijn, dat ik deze put delfde."
31 En daarom noemde hij de plaats Ber-SebaBer-Seba = put van de zevenvoudige eed, omdat zij beiden daar gezworen hadden.
32 En zij snijden het verbond in Ber-SebaBer-Seba = put van de zevenvoudige eed. En AbimelechAbimelech = Melek is vader of mijn vader is koning en PikolPikol = mond van allen / woordvoerder, de overste van zijn menigte, staan op en zij keren terug naar het land van de Filistijnen.
33 En hij plantte een tamarisk in Ber-SebaBer-Seba = put van de zevenvoudige eed, en hij roept daar aan in de naam van JAHWEH, El van de aion.
34 En AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte verbljft tijdelijk in het land van de Filistijnen, vele dagen.

*1) - belachelijk maken. Het Hebreeuws heeft hier "mtzchq" (uitspraak: mitsache). Elders (Gen. 26:8) wordt dit woord in de NBG vertaald met "minnekozen" (Isaäk met Rachel). Volgens experts in het Hebreeuws heeft "mtzchq" onder andere een seksuele lading. Kan het zo zijn dat Sara zag dat de ongeveer 16 a 17 jarige Ismaël probeerde haar 3 a 4 jarige zoon Isaäk seksueel te misbruiken? Abraham kon niet anders doen dan Hagar en Ismaël wegzenden. Als het alleen om "bespotten" of "belachelijk maken" zou gaan, zou dit wel een bijzonder zware straf zijn.


Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 22
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.