|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het gebeurt dat oud is en zijn ogen dof zijn van het zien. En hij roept , zijn zoon, de grote, en hij zegt tot hem: "Mijn zoon?" En hij zegt tot hem: "Aanschouw mij!"
2 En hij zegt: "Aanschouw! Alstublieft! Ik ben oud, ik weet de dag van mijn dood niet.
3 En hef nu, alstublieft, jouw wapens op, jouw pijlhouder en jouw boog, en ga uit naar het veld en jaag voor mij op wild,
4 en maak voor mij een smakelijk gerechtmv, zoals ik dat graag heb, en breng het bij mij. En ik eet, opdat mijn ziel jou zegent voordat ik sterf."
5 En hoort spreken met , zijn zoon. En gaat naar het veld om op wild te jagen, om het mee te brengen.
6 En zegt tot , haar zoon, zeggend: "Zie! Ik hoorde jouw vader spreken tot , jouw broer, zeggend:
7 'Breng mij wild en maak voor mij een smakelijk gerechtmv. En ik eet en ik zegen jou voor het aangezicht van JAHWEH, vóór mijn dood.'
8 En nu mijn zoon, luister naar mijn stem, naar wat ik jou als instructie geef.
9 Ga alstublieft naar het kleinvee en neem voor mij daarvan twee goede bokjes van geiten en ik zal ze tot een smakelijk gerechtmv maken voor jouw vader, zoals hij het graag heeft.
10 En breng jij het naar jouw vader, en hij eet, opdat hij jou zegent vóór zijn dood."
11 En zegt tot , zijn moeder: "Aanschouw! , mijn broer, is een harig man en ik ben een man met een gladde huid.
12 Misschien bevoelt mijn vader mij en ben ik in zijn ogen als mijn schouders ophalend en breng ik vloek-uitspreking over mij en niet zegen."
13 En zijn moeder zegt tot hem: "Op mij is jouw vloek-uitspreking, mijn zoon. Echter, luister naar mijn stem en ga. Neem ze voor me."
14 En hij gaat en hij neemt ze en hij brengt ze naar zijn moeder. En zijn moeder maakt een smakelijk gerechtmv, zoals zijn vader het graag heeft.
15 En neemt de begeerlijke kledingstukken van , haar zoon, de grote, die bij haar in het huis waren en zij doet ze , haar zoon, de kleine, aan.
16 En de huiden van de bokjes van geiten doet zij op zijn handen en op de gladheid van zijn halsmv.
17 En zij geeft het smakelijke gerechtmv en het brood dat zij maakte, in de hand van , haar zoon.
18 En hij komt bij zijn vader en hij zegt: "Mijn vader!" En hij zegt: "Aanschouw mij! Wie ben jij, mijn zoon?"
19 En zegt tot zijn vader: "Ik ben , uw eerstgeborene. Ik deed zoals u tot mij sprak. Richt u alstublieft op. Zit en eet van mijn wild, opdat uw ziel mij zegent."
20 En zegt tot zijn zoon: "Wat is dit? Jij hebt je gehaast om het te vinden, mijn zoon!" En hij zegt: "Omdat JAHWEH, uw Elohim, het voor mijn aangezicht deed gebeuren!"
21 En zegt tot : "Kom dichtbij, alstublieft, dan bevoel ik jou, mijn zoon. Is dit mijn zoon of niet?"
22 En komt dichtbij naar , zijn vader, en hij bevoelt hem en hij zegt: "De stem is de stem van , maar de handen zijn de handen van ."
23 En hij herkende hem niet, omdat zijn handen harigmv waren als de handen van , zijn broeder. En hij zegent hem.
24 En hij zegt: "Ben jij dit, mijn zoon ?" En hij zegt: "Ik ben het."
25 En hij zegt: "Breng het dichtbij mij en ik eet van het wild, mijn zoon, opdat mijn ziel jou zegent." En hij brengt het dichtbij hem en hij eet. En hij brengt hem wijn en hij drinkt.
26 En , zijn vader, zegt tot hem: "Kom dichtbij, alstublieft, en kus mij, mijn zoon!"
27 En hij komt dichtbij en hij kust hem. En hij ruikt de geur van zijn kledingstukken en hij zegent hem en hij zegt: "Zie! De geur van mijn zoon is als de geur van het veld dat JAHWEH heeft gezegend.
28 En de Elohim geve jou van de dauw van de hemelen en van de vetheden van de aarde en een veelheid aan graan en druivensap.
29 Volken zullen jou dienen en volksstammen zullen voor jou neerbuigen. Word meester over jou broeders en de zonen van jouw moeder zullen zich voor jou neerbuigen. Zij die jou vervloeken zullen vervloekt worden, en die jou zegenen zullen gezegend worden."
30 En het gebeurt wanneer eindigt met te zegenen en net weg ging van voor het aangezicht van , zijn vader, dat , zijn broeder, terug kwam van zijn jacht.
31 En ook hij maakt een smakelijk gerechtmv en hij brengt het naar zijn vader. En hij zegt tot zijn vader: "Mijn vader richt zich op en ete van het wild van zijn zoon, opdat uw ziel mij zegent."
32 En , zijn vader, zegt tot hem: "Wie ben jij?" En hij zegt: "Ik ben uw zoon, uw eerstgeborene, ."
33 En beeft, een uitermate grote beving. En hij zegt: "Wie dan was hij die het wild jaagde en het bij mij bracht? En ik at van alles voordat jij komt. En zegende ik hem? Hij zal ook gezegend zijn!"
34 Als de woorden van zijn vader hoort, schreeuwt hij met een uitermate grote en bittere schreeuw, en hij zegt tot zijn vader: "Zegen mij, ook mij, mijn vader!"
35 En hij zegt: "Jouw broer kwam met bedrog en hij nam jouw zegen."
36 En hij zegt: "Is het omdat men zijn naam noemt, is het daarom dat deze mij twee keren om de tuin heeft geleid? Hij nam mijn geboorterecht en aanschouw!, nu neemt hij mijn zegen!" En hij zegt: "Heeft u daarnaast niet voor mij een zegen?"
37 En antwoordt en zegt tot : "Aanschouw! Als meester heb ik hem over jou geplaatst, en al zijn broeders gaf ik hem als dienaren, en met graan en druivensap heb ik hem ondersteund. En voor jou, ja, wat zal ik doen, mijn zoon?"
38 En zegt tot zijn vader: "Is er voor u maar één zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader!" En verheft zijn stem en hij huilt.
39 En , zijn vader, antwoordt en hij zegt tot hem: "Aanschouw! Vanaf de vetheden van de aarde zal jouw woning zijn en van de dauw van de hemelen, van boven.
40 En bij jouw zwaard zal jij leven en jij zal jouw broeder dienen. En het gebeurt wa jij zult heersen, dat jij zijn juk, dat om jouw hals , zal afrukken."
41 En koestert wrok tegen vanwege de zegen waarmee zijn vader hem zegent. En zegt in zijn hart: "De dagen van rouw over mijn vader komen naderbij en ik zal , mijn broeder, doden."
42 En aan wordt de woorden van , haar zoon, de grote, verteld. En zij zendt en zij roept , haar zoon, de kleine, en zij zegt tot hem: "Aanschouw! , jouw broeder, troost zichzelf over jou, om jou te doden.
43 En nu, mijn zoon, luister naar mijn stem! Sta op en ren weg! Ga naar , mijn broeder, in de richting van ,
44 en woon enkele dagen bij hem, totdat woede van jouw broer afkeert,
45 totdat de boosheid van jouw broeder van jou afkeert en hij vergeet wat jij hem aandeed. En ik zal zenden en ik zal jou van daar nemen. Waarom zou ik op één dag van kinderen beroofd worden, van jullie beiden?"
46 En zegt tot : "Ik ben in mijn levenmv geïrriteerd door de aanblik van de dochters van . Als een vrouw zou nemen als dezen, uit de dochters van , uit de dochters van het land, waar is dan mijn levenmv goed voor?"
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 28
|
|