|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En heft zijn ogen op en aanschouw!, komt, en met hem vierhonderd mannen. En hij verdeelt de kinderen over en over en over twee van de dienaressen.
2 En hij plaatst de dienaressen en hun kinderen eerst, en en haar kinderen achter hen, en en als laatsten.
3 En hij passeert tot vóór hen en hij buigt zich naar de aarde, zeven keer, tot hij dicht bij zijn broeder komt.
4 En rent om hem te ontmoeten. En hij omhelst hem en hij valt om zijn hals en hij kust hem. En zij huilen.
5 En hij heft zijn ogen op en hij ziet de vrouwen en de kinderen. En hij zegt: "Wat zijn dezen voor jou?" En hij zegt: "De kinderen die Elohim genadig aan jouw dienaar gaf."
6 En de dienaressen komen dichtbij, zij en hun kinderen. En zij buigen zich neer.
7 En ook komt dichtbij met haar kinderen, en zij buigen zich neer. En daarna kwam dichtbij en en zij buigen zich neer.
8 En hij zegt: "Wat is heel dit legerkamp voor jou, dat ik tegengekomen ben?" En hij zegt: "Om genade te vinden in de ogen van mijn heer."
9 En zegt: "Er is veel van mij, mijn broeder! Wat van jou is zal van jou zijn!"
10 En zegt: "Zeker niet! Alstublieft! Indien ik genade vind in jouw ogen, neem dan mijn erkennings-geschenk uit mijn hand, daarom, omdat ik jouw gezicht zie alsof ik het gezicht van Elohim zie en jij mij accepteert.
11 Neem alstublieft mijn zegen die tot jou gebracht wordt, want Elohim is mij genadig, zodat alles daar van mij is." En hij dringt bij hem aan en hij neemt het.
12 En hij zegt: "Wij reizen en wij gaan. En ik ga voor jou uit."
13 En hij zegt tot hem: "Mijn heer weet dat de kinderen teermv zijn, en het kleinvee en het grootvee die zogen van mij afhankelijk zijn. En als zij hen één dag opjagen, sterft alles van het kleinvee.
14 Alstublieft! Mijn heer zal voor het aangezicht van zijn dienaar passeren en ik dirigeer zachtjes naar de pas van het werk dat voor mij is en naar de pas van de kinderen, totdat ik bij mijn heer kom in de richting van .
15 En zegt: "Alstublieft! Ik zal van het volk dat bij mij is bij u laten." En hij zegt: "Waarom dit? Ik vind genade in de ogen van mijn heer!"
16 En keert in die dag terug op zijn weg, in de richting van .
17 En reisde in de richting van . En hij bouwt voor zichzelf een huis en voor zijn vee maakt hij hutten. Vanwege dit noemde hij de naam van de plaats: .
18 En komt veilig in de stad van , die is in het land , toen hij kwam uit . En hij legert zich in het zicht van de stad.
19 En hij verwerft een portie van het veld, waarop hij daar zijn tent spande, uit de handen van de zonen van , vader van , voor honderd kesita.
20 En hij stelt daar een altaar op. En hij roept tot Hem, El, de Elohim van .
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 34
|
|