Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Genesis
Hoofdstuk 36

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)


1 En dit zijn de genealogische registraties van EsauEsau = ruig (-harig) (hij is EdomEdom = rood).
2 EsauEsau = ruig (-harig) nam zijn vrouwen uit de dochters van KanaänKanaän = purperland: AdaAda = sieraad, dochter van ElonElon = ram, de Hethiet; OholibamaOholibama = tent van de hoogte, dochter van AnaAna = antwoord, dochter van SibonSibon = hyena, de Chiwwiet; En Esau was een zoon van veertig jaren en hij neemt Judith tot vrouw, dochter van Beeri, de Hittiet, en Bashemath, dochter van Elon, de Hittiet. (SW)[Gen. 26:34]
3 en BasematBasemat = geparfumeerd, dochter van IsmaëlIsmaël = God hoort, zuster van NebajotNebajot = hoogten. En Esau gaat naar Ismaël en hij neemt Mahalath, de dochter van Ismaël, de zoon van Abraham, de zus van Nebaioth, tot zich als vrouw van zijn vrouwen. (SW)[Gen. 28:9]
4 En AdaAda = sieraad baart voor EsauEsau = ruig (-harig) ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, en BasematBasemat = geparfumeerd baarde ReüelReüel = vriend van God.
5 En OholibamaOhilobama = tent van de hoogte baart JeüsJeüs = hulp (is God) en JalamJalam = verborgen en KorachKorach = kaal. Dit zijn de zonen van EsauEsau = ruig (-harig) die aan hem werden geboren in het land KanaänKanaän = purperland.
6 En EsauEsau = ruig (-harig) neemt zijn vrouwen en zijn zonen en zijn dochters en alle zielen van zijn huis, en zijn vee en elk beest van hem en elke verwerving van hem die hij in het land KanaänKanaän = purperland krijgt voor het aangezicht van JakobJakob = hielenlichter, zijn broeder,
7 want het gebeurt dat hun goederen teveel waren om samen te wonen. En het land van hun tijdelijk verblijfmv was niet in staat hen te dragen, vanwege de veelheid van hun vee.
8 En EsauEsau = ruig (-harig) woont in het gebergte van SeïrSeïr = harig, ruig. EsauEsau = ruig (-harig), hij is EdomEdom = rood. en geef het volk instructie, zeggend: Jullie passeren door de grens van jullie broeders, de zonen van Esau, die in Seïr wonen. En zij vrezen voor jullie, maar jullie nemen je uitermate in acht. 5 Het moet niet zo zijn dat jullie jezelf tegen hen aan zetten, want Ik zal jullie niets van hun land geven, zelfs niet het betreden van een voetzool, want Ik gaf het gebergte van Seïr als pachtbezit aan Esau. (SW)[Deut. 2:4,5]
9 En deze zijn de genealogische registraties van EsauEsau = ruig (-harig), vader van EdomEdom = rood, in het gebergte van SeïrSeïr = harig, ruig.
10 Deze zijn de namen van de zonen van EsauEsau = ruig (-harig): ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, zoon van AdaAda = sieraad, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig); ReüelReüel = vriend van God, zoon van BasematBasemat = geparfumeerd, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig).
11 En de zonen van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud zijn: TemanTeman = aan de rechterhand=zuidelijk, OmarOmar = welsprekend, SefoSefo = moedig en GatamGatam = verbrande vallei en KenazKenaz = jager.
12 En TimnaTimna = schuchter is bijvrouw van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, zoon van EsauEsau = ruig (-harig), en zij baart voor ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud AmalekAmalek = volk dat knijpt. Deze zijn de zonen van AdaAda = sieraad, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig).
13 En dezen zijn de zonen van ReüelReüel = vriend van God: NachatNachat = rust en ZerachZerach = lichtstraal, SammaSamma = faam en MizzaMizza = vrees. Dezen zijn zonen van BasematBasemat = geparfumeerd, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig).
14 En dezen zijn zonen van OholibamaOholibama = tent van de hoogte, dochter van AnaAna = antwoord, dochter van SibonSibon = hyena, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig). En zij baarde voor EsauEsau = ruig (-harig): JeüsJeüs = hulp (is God) en JalamJalam = verborgen en KorachKorach = kaal.
15 Dezen zijn de stamhoofden van de zonen van EsauEsau = ruig (-harig): de zonen van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, de eerstgeborene van EsauEsau = ruig (-harig), stamhoofd TemanTeman = aan de rechterhand=zuidelijk, stamhoofd OmarOmar = welsprekend, stamhoofd SefoSefo = moedig, stamhoofd KenazKenaz = jager,
16 stamhoofd KorachKorach = kaal, stamhoofd GatamGatam = verbrande vallei, stamhoofd AmalekAmalek = volk dat knijpt. Dezen zijn de stamhoofden van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud in het land van EdomEdom = rood. Dezen zijn zonen van AdaAda = sieraad.
17 En dezen zijn de zonen van ReüelReüel = vriend van God, zoon van EsauEsau = ruig (-harig): stamhoofd NachatNachat = rust, stamhoofd ZerachZerach = lichtstraal, stamhoofd SammaSamma = faam, stamhoofd MizzaMizza = vrees. Dezen zijn de stamhoofden van ReuélReüel = vriend van God in het land van EdomEdom = rood. Dezen zijn zonen van BasematBasemath = geparfumeerd, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig).
18 En dezen zijn de zonen van OholibamaOholibama = tent van de hoogte, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig): stamhoofd JeüsJeüs = hulp (is God), stamhoofd JalamJalam = verborgen, stamhoofd KorachKorach = kaal. Dezen zijn stamhoofden van OholibamaOholibama = tent van de hoogte, dochter van AnaAna = antwoord, vrouw van EsauEsau = ruig (-harig).
19 Dezen zijn zonen van EsauEsau = ruig (-harig) (hij is EdomEdom = rood) en dezen zijn hun stamhoofden.
20 Dezen zijn de zonen van SeïrSeïr = harig, ruig, de Choriet, inwoners van het land: LotanLotan = verhulling en SobalSobal = vloeiend en SibonSibon = hyena en AnaAna = antwoord,
21 en DisonDison = antiloop en EzerEser = hulp en DisanDisan = springer, antiloop. Dezen zijn stamhoofden van de Chorieten, zonen van SeïrSeïr = harig, ruig, in het land van EdomEdom = rood.
22 En de zonen van LotanLotan = verhulling waren ChoriChori = holbewoner en HemamHemam = woedend. En de zuster van LotanLotan = verhulling is TimnaTimna = schuchter.
23 En dezen zijn de zonen van SobalSobal = vloeiend: AlwanAlwan = groot of hoog en ManachatManachat = rustplaats en EbalEbal = steen of kale berg, SefoSefo = moedig en OnamOnam = krachtig.
24 En dezen zijn de zonen van SibonSibeon = hyena: AjjaAjja = havik en AnaAna = antwoord. Het is hij, AnaAna = antwoord, die de hete bronnen in de wildernis vond, toen hij de ezels van SibonSibon = hyena, zijn vader, weidde.
25 En dezen zijn de zonen van AnaAna = antwoord: DisonDison = antiloop en OholibamaOholibama = tent van de hoogte, dochter van AnaAna = antwoord.
26 En dezen zijn de zonen van DisonDison = antiloop: ChemdanChemdan = verlangen en EsbanEsban = berekening en JitranJitran = voordeel en KeranKeran = luit.
27 Dezen zijn de zonen van EserEser = hulp: BilhanBilhan = bescheiden en ZaäwanZaäwan = verward en AkanAkan = scherpziend.
28 Dezen zijn de zonen van DisanDisan = springer, antiloop: UsUs = kracht en AranAran = berggeit.
29 Dezen zijn de stamhoofden van de Chorieten: stamhoofd LotanLotan = verhulling, stamhoofd SobalSobal = vloeiend, stamhoofd SibonSibon = hyena, stamhoofd AnaAna = antwoord,
30 stamhoofd DisonDison = antiloop, stamhoofd EserEser = hulp, stamhoofd DisanDisan = springer, antiloop. Dezen zijn de stamhoofden van de Chorieten, hen tot stamhoofden in het land van SeïrSeïr = harig, ruig.
31 En dezen zijn de koningen die regeerden in het land van EdomEdom = rood, voordat een koning regeerde over de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God.
32 En BelaBela = vernieling, zoon van BeorBeor = brandende fakkel, regeert in EdomEdom = rood. En de naam van zijn stad is DinhabaDinhaba = spreek een oordeel uit.
33 En BelaBela = vernieling sterft. En in zijn plaats regeert JobabJobab = geroep, zoon van ZerachZerach = lichtstraal, vanuit BosraBosra = fort.
34 En JobabJobab = geroep sterft. En in zijn plaats regeert ChusamChusam = haast, vanuit het land van de Temanieten.
35 En ChusamChusam = haast sterft. En in zijn plaats regeert HadadHadad = Onweersgod van de W-Semieten, zoon van BedadBedad = eenzaam, die MidjanMidjan = twist neersloeg in het veld van MoabMoab = (afstammend van de) vader. En de naam van zijn stad was AwitAwit = puinhoop.
36 En HadadHadad = Onweersgod van de W-Semieten sterft. En in zijn plaats regeert SamlaSamla = kleed, vanuit MasrekaMasreka - wijngaard of rivierstad.
37 En SamlaSamla - wijngaard of rivierstad sterft. En in zijn plaats regeert SaulSaul = afgebeden (van God), uit RechobotRechoboth = markten, bij de rivier.
38 En SaulSaul = afgebeden (van God) sterft. En in zijn plaats regeert Baäl-ChananBaäl-Chanan = de heer is genadig, zoon van AchborAchbor = muis.
39 En Baäl-ChananBaäl-Chanan = de heer is genadig, zoon van AchborAchbor = muis, sterft. En in zijn plaats regeert HadarHadar = eer. En de naam van zijn stad is PaüPaü = geblaat, en de naam van zijn vrouw is MehetabelMehetabel = weldadig is God, dochter van MatredMatred = voorwaarts stoten, dochter van Me-ZahabMe-Zahab = goudwater.
40 En deze zijn de namen van de stamhoofden van EsauEsau = ruig (-harig), naar hun families, naar hun plaatsen, naar hun namen: stamhoofd TimnaTimna = schuchter, stamhoofd AlwaAlwa = onbillijk, stamhoofd JetetJetet = een nagel,
41 stamhoofd OholibamaOholibama = tent van de hoogte, stamhoofd ElaEla = terebint (eik), stamhoofd PinonPinon = kopermijn,
42 stamhoofd Kenazkenaz = jager, stamhoofd TemanTeman = aan de rechterhand=zuidelijk, stamhoofd MibsarMibsar = versterking,
43 stamhoofd MagdiëlMagdiël = mijn roem is God, stamhoofd IramIram = tot de stad behorend. Dezen zijn de stamhoofden van EdomEdom = rood naar hun woonplaatsen in het land van hun grondbezit (dat is EsauEsau = ruig (-harig), vader van EdomEdom = rood).

Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 37
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.