|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En woont in het land van het tijdelijk verblijfmv van zijn vader, in het land van .
2 Deze zijn de chronologische verslagen van . , zoon van zeventien jaren, weidde met zijn broeders het kleinvee (en hij was een knaap), met zonen van en zonen van , vrouwen van zijn vader. En bracht hun kwade gemopper over aan hun vader.
3 En had lief boven al zijn zonen, want hij was voor hem de zoon van zijn ouderdom. En hij maakte voor hem een tuniek van kenmerkendheid.
4 En zijn broeders zien dat hun vader hem liefheeft boven al zijn broeders. En zij haten hem en zij konden niet vredig met hem spreken.
5 En droomt een droom en hij vertelt die aan zijn broeders, en zij gaan verder hem nog meer te haten.
6 En hij zegt tot hen: "Hoort, alstublieft, deze droom die ik droomde.
7 En aanschouw! Wij waren graanschoven aan het samendrukken, in het midden van het veld. En aanschouw! Mijn graanschoof richt zich op en ook zij staat opgesteld. En aanschouw! Jullie graanschoven omringden hem en zij bogen zich neer voor mijn graanschoof."
8 En zijn broeders zeggen tot hem: "Regeer jij om over ons te regeren? Of heers jij om over ons te heersen?" En zij gaan verder hem nog meer te haten vanwege zijn dromen en vanwege zijn woorden.
9 En hij droomt nog een andere droom. En hij verhaalt deze aan zijn broeders en hij zegt: "Aanschouw! Ik droomde opnieuw een droom. En zie! De zon en de maan en elf sterren bogen zich voor mij."
10 En hij verhaalt aan zijn vader en aan zijn broeders. En zijn vader berispt hem en hij zegt tot hem: "Wat is deze droom die jij droomde? Zullen ik en jouw moeder en jouw broeders komen om voor jou neer te buigen naar de aarde?"
11 En zijn broeders zijn jaloers op hem. En zijn vader bewaarde het woord.
12 En zijn broeders gaan weg om het kleinvee van hun vader te weiden in .
13 En zegt tot : "Laten jouw broeders niet grazen in ? Ga! Ik zend jou tot hen." En hij zegt tot hem: "Aanschouw mij!"
14 En hij zegt tot hem: "Ga, alstublieft, zie om naar het welzijn van jouw broeders en naar het welzijn van het kleinvee en breng mij een woord terug." En hij zendt hem vanuit de vallei van en hij komt in de buurt van .
15 En een man vindt hem. En aanschouw, iemand die dwaalt in het veld. En de man vraagt hem, zeggend: "Wat zoek jij?"
16 En hij zegt: "Ik zoek mijn broeders. Vertel mij, alstublieft, waar zijn zij die weiden?"
17 En de man zegt: "Zij reisden van hier, want ik hoorde hen zeggen: 'Wij gaan in de richting van '." En gaat achter zijn broeders aan en hij vindt hen in .
18 En zij zien hem van verre. En voordat hij naderbij komt, smeden zij tegen hem een complot om hem ter dood te brengen.
19 En zij zeggen, de man tot zijn broeder: "Aanschouw! Deze bezitter van de dromen komt er aan!
20 En nu, gaat! En wij doden hem en wij gooien hem in één van de waterreservoirs en wij zeggen: 'Een wild dier verslond hem!' Dan zien wij wat van zijn dromen zal worden."
21 En hoort het en hij redt hem uit hun hand. En hij zegt: "Wij slaan zijn ziel niet neer!"
22 En zegt tot hen: "Het moet niet zo zijn dat jullie bloed vergieten! Gooit hem in dit waterreservoir dat in de wildernis is. Maar het moet niet zo zijn dat jullie de hand tegen hem zenden." Hij deed dat om hem uit hun hand te redden, om hem terug te brengen naar zijn vader.
23 En het gebeurt, toen bij zijn broeders kwam, dat zij zijn tuniek van kenmerkendheid afstropen, die hij aan had.
24 En zij nemen hem en zij gooien hem in het waterreservoir. En het waterreservoir was leeg. Er was geen watermv in.
25 En zij keren terug om brood te eten. En zij heffen hun ogen op en ze zien. En aanschouw! Een karavaan van Ismaëlieten, komend uit , en hun kamelen dragen tracagant-gom en balsem en hars, gaande om af te dalen in de richting van .
26 En zegt tot zijn broeders: "Wat voor winst brengt het als we onze broeder doden en wij zijn bloed bedekken?
27 Gaat, dan verkopen wij hem aan de Ismaëlieten en het moet niet zo zijn dat onze hand tegen hem is, want hij is onze broeder, ons vlees." En zijn broeders stemmen met hem in.
28 En de mannen passeren, Midjanieten, kooplieden. En zij trekken uit het waterreservoir en zij brengen hem boven. En zij verkopen aan de Ismaëlieten voor twintig zilverstukken. En zij brengen in de richting .
29 En keert terug naar het waterreservoir. En aanschouw! is niet meer in het waterreservoir. En hij scheurt zijn kleren.
30 En hij keert terug naar zijn broeders en hij zegt: "De jongen is er niet. En ik, waar zal ik heen gaan?"
31 En zij nemen de tuniek van en zij slachten één van de harige geiten en zij dopen de tuniek in het bloed.
32 En zij zenden de tuniek van de kenmerkendheid en zij brengen die bij hun vader, en zij zeggen: "Wij vonden dit. Alstublieft, identificeer of dit de tuniek van uw zoon is of niet."
33 En hij herkent ze en hij zegt: "De tuniek van mijn zoon! Een wild dier verslond hem. is in stukken gescheurd, ja in stukken gescheurd!"
34 En scheurt zijn kleren en hij plaatst een rouwgewaad om zijn taille en hij rouwt over zijn zoon, vele dagen.
35 En al zijn zonen en al zijn dochters staan op om hem te troosten. En hij weigert om zich te laten vertroosten. En hij zegt: "Ik daal rouwend af naar mijn zoon in de richting van het dodenrijk." En zijn vader huilt over hem.
36 En de Midjanieten verkopen hem aan , aan , hofdienaar van , overste van de lijfwachten.
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 38
|
|