|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het gebeurt als , koning van , het hoort, dat hij zendt naar , koning van , en naar de koning van en naar de koning van ,
2 en naar de koningen die van het noorden in het gebergte zijn en in de ten zuiden van , en in het lage voorgebergte en in de heuvelgebieden van , vanaf het westen,
3 de iet vanaf het oosten en van het westen en de Amoriet en de Hethiet en de Perizziet en de et in het gebergte, en de Chiwwiet onderaan de , in het land van de .
4 En zij gaan uit, zij en al hun legerkampen met hen, talrijk volk, als het zand dat is op de oever van de zee is, een veelheid, en uitermate veel paarden en strijdwagens.
5 En al deze koningen maken een afspraak. En zij komen en zij legeren zich tezamen bij de wateren van , om met te vechten.
6 En JAHWEH zegt tot : "Het moet niet zo zijn dat jij vreest voor hun aangezichten, want morgen, rond deze tijd, geef Ik hen allen als gesneuvelden voor het aangezicht van . Hun paarden zal jij de pezen doorsnijden en hun strijdwagens zal jij verbranden in vuur."
7 En komt, met al het volk van de oorlog dat met hem is, tegen hen bij de wateren van , plotseling, en zij overvallen hen.
8 En JAHWEH geeft hen in de hand van en zij slaan hen neer en zij achtervolgen hen tot aan het grote en tot aan en tot aan het dal van naar het oosten. En hij slaat hen neer zodat hij geen overlevende doet overblijven.
9 En doet met hen zoals JAHWEH tot hem zei; hun paarden sneed hij de pezen door en hun strijdwagens verbrandde hij in het vuur.
10 En keert in deze tijd terug en hij verovert , en haar koning sloeg hij neer met het zwaard, want was vroeger hoofd van al deze koninkrijken.
11 En zij slaan alle zielen neer die in haar waren met de mond van het zwaard, hen doemend. Er resteerde niemand die ademde, en verbrandde hij in het vuur.
12 En verovert alle steden van deze koningen en al hun koningen, en hij sloeg hen neer met de mond van het zwaard. Hij doemde hen zoals , dienaar van JAHWEH, instructie gaf.
13 Maar alle steden die staan op hun ruïneheuvel, verbrandde niet, uitgezonderd , alleen haar verbrandde .
14 Maar alle buit van deze steden, en de beesten, plunderden de zonen van voor zichzelf, maar elke mens sloegen zij neer met de mond van het zwaard, totdat ze uitgeroeid waren. Zij deden niemand overblijven die ademde.
15 Zoals JAHWEH , Zijn dienaar, instructie gaf, zo gaf aan als instructie en zo deed . Hij nam geen woord weg van alles wat JAHWEH aan als instructie gaf.
16 En neemt heel dit land: het gebergte en heel de en heel het land en het lage voorgebergte en de , en het gebergte van en haar lage voorgebergte,
17 vanaf de gladde berg, die opgaat naar , tot aan -, in het dal van de , onderaan de berg . En al hun koningen greep hij en hij sloeg hen neer en hij bracht hen ter dood.
18 Vele dagen maakte oorlog met al deze koningen.
19 Er was geen stad die vrede maakte met de zonen van , behalve de Chiwwieten, inwoners van . Zij namen alles in in de strijd,
20 want het was van JAHWEH dat hun hart versterkt werd om de strijd aan te gaan met , om hen te doemen, zodat er over hen geen genade zou zijn, opdat ze uitgeroeid zouden worden, zoals JAHWEH instructie gaf.
21 En komt in die tijd en hij snijdt de af van het gebergte, vanaf , vanaf , vanaf en vanaf heel het gebergte van en van heel het gebergte van . Met hun steden doemde hen.
22 Er resteerden geen in het land van de zonen van , maar zij bleven over in , in en in .
23 En neemt het hele land, zoals alles wat JAHWEH sprak tot , en geeft het als lotbezit aan , naar hun toebedelingen, naar hun stammen. En het land is rustig na de oorlog.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 12
|
|