|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het lotdeel voor het stamhuis van de zonen van , voor hun families, is tot de grens van , tot de wildernis van naar het zuiden, tot het uiterste van het zuiden.
2 En voor hen is de grens vanaf het zuiden, vanaf het einde van de Zoutzee, vanaf de landtong die naar de gekeerd is.
3 En het gaat uit vanaf het zuiden tot aan de opgang van en het passeert ; en het gaat op vanaf het zuiden naar en het passeert en het gaat op naar en het gaat om heen.
4 En het passeert en het gaat uit bij de wadi van . En de uitgangen van de grens zijn in de richting van de zee. Dit zal voor jullie de grens van het zuiden zijn.
5 En de grens in de richting van het oosten is de Zoutzee, tot aan het einde van de . En de grens aan de kant van het noorden is de landtong vanaf de zee, vanaf het einde van de .
6 En de grens gaat op naar , en hij passeert vanaf het noorden tot en de grens gaat op naar de steen van , zoon van .
7 En de grens gaat op naar , vanaf de vallei van , en naar het noorden, kerend tot, dat tegenover de opgang naar is, dat vanaf het zuiden van de wadi is; en de grens passeert tot de wateren van en zijn uitgangen zijn bij .
8 En de grens gaat op in het ravijn van , dat aan de flank van de iet is (dat is ) en de grens gaat op naar de top van de berg die uitziet op het ravijn van is, naar het westen, die aan het einde van de vallei van is, naar het noorden.
9 En de grens wordt afgetekend vanaf de top van de berg naar de springbron van wateren van en hij gaat uit naar de steden van de berg van , en de grens wordt afgetekend tot , dat is -.
10 En de grens gaat rond vanaf naar het westen, naar de berg , en hij passeert naar de flank van de berg , vanaf het noorden (dat is ), en hij daalt af naar en hij passeert .
11 En de grens gaat uit tot de flank van , naar het noorden, en de grens wordt afgetekend in de richting van en hij passeert de berg , en hij gaat voort naar , en de uitgangen van de grens zijn bij de zee.
12 En de grens van het westen is bij de Grote Zee. En deze grens is de grens van de zonen van , rondom, voor hun families.
13 En aan , zoon van , gaf hij een portie te midden van de zonen van , op bevel van JAHWEH aan : , ( was de vader van de ), dat is .
14 En verdrijft van daar drie zonen van : en en , die geboren zijn uit .
15 En hij gaat vanaf daar op naar de inwoners van , en de naam van was vroeger .
16 En zegt: "Wie nerslaat en haar verovert, aan hem geef ik , mijn dochter, tot vrouw."
17 En , zoon van , broeder van , verovert haar en hij geeft hem , zijn dochter, tot vrouw.
18 En het gebeurt bij haar binnenkomst, dat zij hem aanzet om van haar vader een veld te vragen. En zij komt van de ezel af en zegt tot haar: "Wat wil je hebben?"
19 En zij zegt: "Geef mij een zegen, dat u mij land van de geeft. En geef mij springbronnen van watermv." En hij geeft aan haar hooggelegen springbronnen en laaggelegen springbronnen.
20 Dit is het lotbezit van het stamhuis van de zonen van , voor hun families.
21 En de meest ver gelegen steden worden voor het stamhuis van de zonen van , tot aan de grens van in de richting van de : en en ,
22 en en en ,
23 en en en ,
24 en en ,
25 en en , (dat is ),
26 en en ,
27 en en en ,
28 en en en ,
29 en en ,
30 en en en ,
31 en en en ,
32 en en , en n, en ; alle steden zijn negenentwintig, met hun gehuchten.
33 In het lage voorgebergte: , en , en ,
34 en , en , , en het ,
35 , en , , en ,
36 en , en , en , en ; veertien steden en hun gehuchten.
37 , en , en ,
38 en , en het , en ,
39 , en , en ,
40 en , en , en ,
41 en , , en , en ; zestien steden en hun gehuchten.
42 h, en , en ,
43 en , en , en ,
44 en , en , en ; negen steden en hun gehuchten,
45 en haar randgebieden en haar gehuchten,
46 vanaf naar de zee, alles wat aan de kant van is, en hun gehuchten.
47 , haar randgebieden en haar gehuchten, , haar randgebieden en haar gehuchten, tot aan de wadi van , en de grote zee en haar grens.
48 En in het gebergte: , en , en ,
49 en , en (dat is )
50 en , en , en ,
51 en en en , elf steden en hun gehuchten.
52 , and , and ,
53 en , en , en ,
54 en , en (dat is ), en ; negen steden en hun gehuchten.
55 , , en , en ,
56 en , en , en ,
57 , , en ; tien steden en hun gehuchten.
58 , , en ,
59 en , en , en ; zes steden en hun gehuchten.
60 (dat is ), en het ; twee steden en hun gehuchten.
61 In de wildernis: , , en ,
62 en het , en , en ; zes steden en hun gehuchten.
63 En de ieten, die woonden in , zonen van konden hen niet verdrijven, en de iet woont met de zonen van in , tot aan deze dag.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 16
|
|