|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het lot van de zonen van gaat uit vanaf de , bij , tot de wateren van ten oosten van de wildernis die opgaat vanaf in het gebergte van ,
2 en het gaat uit van naar en het passeert tot het grondgebied van de Arkieten bij .
3 En het daalt af naar het westen, naar het grondgebied van de Jafletieten, tot aan de grens van , het lagere, en tot aan . En hun uitgangen zijn naar de zee.
4 En de zonen van , en , krijgen het als hun lotbezit.
5 En het wordt het grondgebied van de zonen van , voor hun families; en de grens van hun lotbezit is naar het oosten, van - tot aan , het hogere.
6 En de grens gaat uit naar de zee, tot vanaf het noorden, en de grens gaat er omheen naar het oosten tot . En hij passeert hem vanaf het oosten naar .
7 En het daalt af vanaf naar en naar , en het komt aan bij en het gaat uit naar de .
8 Het grensgebied gaat uit van naar het westen, tot aan de wadi van . En de uitgangen er van zijn naar de zee. Dit is het lotbezit van het stamhuis van de zonen van , voor hun families.
9 En de steden die afgezonderd zijn voor de zonen van , zijn in het midden van het lotbezit van de zonen van , alle steden en hun gehuchten.
10 En zij verdreven de iet die in woonde niet. En de iet woont te midden van , tot aan deze dag. En hij wordt gedwongen tot dwangarbeid van een dienende.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 17
|
|