|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En verzamelt alle stammen van bij en hij roept om de oudsten van en om haar hoofden en om haar rechters en om haar voormannen, en zij stellen zich op voor het aangezicht van de Elohim.
2 En zegt tot heel het volk: "Zo zegt JAHWEH, Elohim van . Aan de overkant van de rivier woonden jullie vaders vanaf de aion, , vader van en vader van , en zij dienden andere elohim.
3 En Ik nam jullie vader van de overkant van de rivier en Ik deed hem gaan door heel het land , en Ik vermeerderde zijn zaad en Ik gaf aan hem .
4 En Ik gaf aan en . En Ik gaf aan het gebergte van om het te pachten. En en zijn zonen, zij daalden af naar .
5 En Ik zond en en Ik trof , zoals Ik deed in hun midden, en daarna deed Ik jullie uitgaan.
6 En Ik deed jullie vaders uitgaan uit , en jullie kwamen bij de zee, en de naren achtervolgden jullie vaders met de strijdwagen en met ruiters naar de Zee van Rietgras.
7 En zij schreeuwden tot JAHWEH en Hij plaatste somberheid tussen jullie en tussen de naren en Hij bracht de zee over hen en hij bedekte hen. En jullie ogen zagen wat Ik deed in , en jullie woonden vele dagen in de wildernis.
8 En Ik bracht jullie naar het land van de Amoriet, die woont aan de overkant van de , en zij vochten met jullie. En Ik gaf hen in jullie hand en jullie namen hun land over en Ik roeide hen uit van voor jullie aangezichten.
9 En , zoon van , koning van , stond op en hij vocht tegen , en hij zond en hij riep om , zoon van , om tegen jullie een vloek uit te spreken.
10 En Ik wilde niet luisteren naar en hij zegende, ja zegende jullie, en Ik redde jullie uit zijn hand.
11 En jullie staken de over en jullie kwamen bij , en zij vochten tegen jullie, de bezitters van , de en de Perizziet en de iet en de Hethiet en de Girgasiet, de Chiwwiet en de et, en Ik gaf hen in jullie hand.
12 En Ik zond voor jullie aangezichten de horzel en die verdrijft hen van voor jullie aangezichten, twee koningen van de en, niet door jouw zwaard en niet door jouw boog.
13 En Ik gaf aan jullie een land waarin jullie niet gearbeid hebben en steden die jullie niet bouwden, en jullie wonen er in; jullie eten van wijngaarden en olijfbomen die jullie niet plantten.
14 En nu, vreest JAHWEH en dient Hem, in integriteit en met trouw, en doet de elohim weg die jullie vaders dienden aan de overkant van de rivier en in , en dient JAHWEH.
15 En indien het kwaad is in jullie ogen om JAHWEH te dienen, kiest voor jullie vandaag wie jullie zullen dienen, hetzij een elohim die jullie vaders dienden, die aan de overkant van de rivier is, hetzij een elohim van de en, in wiens land jullie woonden, maar ik en mijn huis wij dienen JAHWEH."
16 En het volk antwoordt en het zegt: "Het zij verre van ons om JAHWEH te verlaten, om andere elohim te dienen,
17 want JAHWEH is onze Elohim, Die ons en onze vaders deed opgaan uit het land van , uit het huis van dienaren en Die voor onze ogen deze grote tekenen deed. En Hij bewaakte ons op heel de weg die wij er in gingen en tegen alle volken door wiens midden wij passeerden.
18 En JAHWEH dreef alle volken uit, zelfs de de bewoner van het land, van voor onze aangezichten. Ook wij, wij dienen JAHWEH, want Hij is onze Elohim."
19 En zegt tot het volk: "Jullie zullen JAHWEH niet kunnen dienen, want Hij is een heilige Elohim; Hij is een jaloerse El. Hij zal jullie overtreding en jullie zonden niet verdragen.
20 Wanneer jullie JAHWEH verlaten en jullie een uitheemse elohim dienen, dan keert Hij terug en brengt Hij kwaad over jullie en maakt Hij een einde aan jullie, nadat Hij goed voor jullie deed."
21 En het volk zegt tot : "Nee, want wij dienen JAHWEH!"
22 En zegt tot het volk: "Jullie zijn getuigen tegen jezelf, want jullie, jullie kozen voor jezelf JAHWEH om Hem te dienen." En zij zeggen: "Getuigen!"
23 "En nu, doet de elohim van de uitheemse weg, die in jullie midden is, en strekt jullie hart uit naar JAHWEH, Elohim van ."
24 En het volk zegt tot : "Wij dienen JAHWEH, onze Elohim, en naar Zijn stem luisteren wij."
25 En snijdt in die dag een verbond met het volk en hij plaatst voor hen een wet en een verordening in .
26 En schrijft deze woorden in de boekrol van de wet van Elohim. En hij neemt een grote steen en hij richt deze daar op, onder de terebint die in het heiligdom van JAHWEH is.
27 En zegt tot heel het volk: "Aanschouwt deze steen! Hij is tegen ons als getuigenis, want hij hoorde alle gezegden van JAHWEH die Hij met ons sprak en hij is voor jullie tot getuigenis, opdat jullie niet huichelen tegen jullie Elohim."
28 En zendt het volk heen, een ieder naar zijn lotbezit.
29 En het gebeurt na deze dingen dat , zoon van , dienaar van JAHWEH, sterft, een zoon van honderd en tien jaren.
30 En zij begraven hem in het grondgebied van zijn lotbezit, in , dat is in het gebergte van , ten noorden van de berg .
31 En diende JAHWEH alle dagen van en alle dagen van de oudsten die de dagen na verlengden, die elke daad van JAHWEH kenden die Hij voor deed.
32 En de botten van , die de zonen van uit deden opgaan, begroeven zij in , in een portie van het veld dat kocht van de zonen van , vader van , voor honderd kesita; en zij zijn voor de zonen van tot lotbezit.
33 En , zoon van , sterft. En zij begraven hem in de heuvel van , zijn zoon, die aan hem werd gegeven in het gebergte van .
Terug naar de indexpagina
|
|