|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het gebeurt als alle koningen van de Amorieten, die aan de overkant van de zijn, naar de zee toe, en alle koningen van de ieten, die aan de zee zijn, horen dat JAHWEH het watermv van de voor het aangezicht van de zonen van deed opdrogen, voor na hun oversteken, dat hun hart smolt. En er kwam in hen geen verdere geest vanwege de aangezichten van de zonen van .
2 En in die tijd zei JAHWEH tot : "Maak voor jouzelf van kwartssteenmv en keer terug, besnij de zonen van een tweede keer."
3 En maakt voor zich van kwartssteenmv en hij besnijdt zonen van bij de Heuvel van de Voorhuiden.
4 En dit is de zaak waarom heel het volk besneed dat uitging vanaf : de mannelijken, alle mannen van de oorlog, stierven in de wildernis, op de weg, bij hun uitgaan vanaf .
5 Want heel het volk dat uitging was besneden, en heel het volk dat geboren was in de wildernis, op de weg, bij hun uitgaan vanaf , was niet besneden.
6 Want veertig jaren gingen de zonen van door de wildernis, totdat heel de natie van de mannen van de oorlog die uitgingen vanaf tot een einde kwam, die niet luisterden naar de stem van JAHWEH, aan wie JAHWEH zwoer het land niet te doen zien dat JAHWEH aan hun vaders zwoer aan ons te geven, een land gutsend van melk en honing.
7 En hun zonen richtte Hij op in hun plaats. Hen besneed , want zij waren onbesnedenen, want zij hadden hen niet op de weg besneden.
8 En het gebeurt wanneer zij klaar zijn heel de natie te besnijden, dat zij in hun plaats, in de legerplaats, zitten, totdat zij herleefden.
9 En JAHWEH zegt tot : "Vandaag rolde Ik de smaad van van jullie af." En men noemde de naam van die plaats , tot aan deze dag.
10 En de zonen van legeren zich bij ; en zij houden het in de veertiende dag van de maand, in de avond, in de steppen van .
11 En zij eten in de volgende dag, na het , van de opbrengst van het land: ongezuurde broden en geroosterd graan, in deze zelfde dag.
12 En het manna houdt op, vanaf de volgende dag, na hun eten van de opbrengst van het land, en er was geen verder manna voor de zonen van . En zij eten van de opbrengst van het land in dat jaar.
13 En het gebeurde toen bij was, dat hij zijn ogen opheft en hij ziet. En aanschouw!, een man staat tegenover hem, zijn zwaard getrokken in zijn hand. En gaat tot hem en hij zegt tot hem: "Bent u voor ons of voor onze benauwers?"
14 En Hij zegt: "Nee, want Ik ben de overste van het leger van JAHWEH. Nu ben Ik gekomen." En valt op zijn aangezicht, naar de aarde. En hij buigt zich neer en hij zegt tot hem: "Wat spreekt mijn heer tot zijn dienaar?"
15 En de overste van het leger van JAHWEH zegt tot : "Doe jouw sandaal van jouw voet, want de plaats waarop jij staat is heiligheid." En dat doet .
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 6
|
|