|
1 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
2 "Neem en zijn zonen met hem en de kledingstukken en zalfolie en de jonge stier van het zondeoffer en twee rammen en het dienblad van de ongezuurde broden,
3 en doe heel de vergadering samenkomen bij de opening van de tent van de afspraak."
4 En doet zoals JAHWEH hem instructie geeft en de vergadering komt samen bij de opening van de tent van de afspraak.
5 En zegt tot de vergadering: "Dit is de zaak die JAHWEH instructie gaf om te doen."
6 En doet en zijn zonen naderen en hij wast hen in watermv.
7 En hij trekt hem de tuniek aan en hij omgordt hem met de sjerp en hij doet hem het staatsiegewaad aan. En hij trekt hem de efod aan en hij omgordt hem met de ontworpen band van de efod en hij bindt hem aan hem vast.
8 En hij plaatst het borstschild op hem en hij doet de Urim en Tummim op het borstschild.
9 En hij plaatst de tulband op zijn hoofd en hij plaatst aan de voorkant van de tulband de gouden bloesem, het onderscheidingsteken van de heiligheid, zoals JAHWEH instructie geeft.
10 En neemt zalfolie en hij zalft de verblijfplaats en alles wat er in is en hij heiligt hen.
11 En hij spat er van op het altaar, zeven keren, en hij zalft het altaar en alle voorwerpen er van en het wasvat en zijn onderstel, om ze te heiligen.
12 En hij giet iets van de zalfolie op het hoofd van en hij zalft hem, om hem te heiligen.
13 En doet de zonen van naderen en hij doet hen de tunieken aantrekken en hij omgordt hen met een sjerp en hij bindt voor hen de mutsen op, zoals JAHWEH instructie geeft.
14 En hij brengt de jonge stier van het zondeoffer dichtbij, en en zijn zonen ondersteunen hun handen op het hoofd van de jonge stier van het zondeoffer.
15 En slacht hem en hij neemt het bloed en hij doet het op de horens van het altaar, rondom, met zijn vinger, en hij brengt een zondeoffer op het altaar. En het bloed giet hij op het fundament van het altaar en hij heiligt het, om er een beschutting over te maken.
16 En hij neemt al het vet dat op de ingewanden is en de uitstulping van de lever en de twee nieren en hun vet, en doet het roken op het altaar.
17 En de jonge stier en zijn huid en zijn vlees en zijn drek verbrandt hij in het vuur, buiten de legerplaats, zoals JAHWEH instructie gaf.
18 En hij doet de ram van het opstijgoffer naderen en en zijn zonen ondersteunen hun handen op het hoofd van de ram,
19 en hij slacht hem. En sprenkelt het bloed op het altaar, rondom.
20 En de ram snijdt hij in stukken. En doet het hoofd en de stukken en het harde vet roken.
21 En de ingewanden en de schenkels wast hij in het watermv. En doet heel de ram roken op het altaar; hij is een opstijgoffer voor een geur van rustgevendheid. Het is een vuuroffer aan JAHWEH, zoals JAHWEH instructie gaf.
22 En hij doet de tweede ram naderen, de ram van de toewijdingen, en en zijn zonen ondersteunen hun handen op het hoofd van de ram,
23 en hij slacht hem. En neemt van zijn bloed en hij doet het op de rechter oorlel van en op de duim van zijn rechter hand en op de grote teen van zijn rechter voet.
24 En hij doet de zonen van naderen en doet van het bloed op hun rechteroorlel en op de duim van hun rechterhand en op de grote teen van hun rechter voet. En sprenkelt het bloed op het altaar, rondom.
25 En hij neemt het vet en de vetstaart en al het vet dat op de ingewanden is en de uitstulping van de lever en de twee nieren en hun vet en het rechter been.
26 En vanaf het dienblad van de ongezuurde broden dat voor het aangezicht van JAHWEH is, nam hij een geperforeerde koek van ongezuurd brood en één geperforeerde koek van oliebrood en één dunne koek en hij plaatst die op de vette delen en op het rechter been.
27 En hij geeft het allemaal op de handpalmen van en op de handpalmen van zijn zonen en hij wuift ze als een wuifoffer voor het aangezicht van JAHWEH.
28 En neemt ze van hun handpalmen en hij doet ze roken op het altaar, op het opstijgoffer; het zijn toewijdingen voor een geur van rustgevendheid, een vuuroffer aan JAHWEH.
29 En neemt het borststuk en hij wuift het, een wuifoffer voor het aangezicht van JAHWEH, van de ram van de toewijdingen. Het was de toegewezen portie voor , zoals JAHWEH instructie gaf.
30 En neemt van de zalfolie en van het bloed dat op het altaar is en hij spat het op , op zijn kledingstukken en op zijn zonen en op de kledingstukken van zijn zonen met hem. En heiligt zijn kledingstukken en zijn zonen en de kledingstukken van zijn zonen met hem.
31 En zegt tot en tot zijn zonen: "Kookt het vlees bij de opening van de tent van de afspraak en daar zullen jullie het eten en het brood dat op het dienblad van de toewijdingen is, zoals mij werd geïnstrueerd, zeggend: ' en zijn zonen zullen het eten.'
32 En het resterende van het vlees en van het brood zullen jullie in het vuur verbranden.
33 En jullie zullen niet uitgaan uit de opening van de tent, zeven dagen, tot aan de dag waarin de dagen van jullie toewijdingen vervuld zijn. Want zeven dagen zal men jullie handen vullen.
34 Zoals men deed in deze dag, gaf JAHWEH instructie om te doen, om een beschutting over jullie te maken.
35 En bij de opening van de tent van de afspraak zullen jullie zitten, overdag en 's nachts, zeven dagen, en jullie onderhouden de opdracht van JAHWEH en jullie sterven niet, want zo werd ik geïnstrueerd."
36 En en zijn zonen doen al de dingen waarover JAHWEH instructie gaf door de hand van .
Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 9
|
|