|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
DE STRUCTUUR VAN HET BOEK NUMERI
1:1-4:49. | |
Telling en orde - kamp en dienstbetoon. |
5:1-9:23. | | Wetten en gebeurtenissen. |
10:1-36. | |
Reizen en orde - mars. |
11:1-25:18. | | Gebeurtenissen en wetten. |
26:1-27:11. | |
Telling en orde - erfenis. |
27:12-31:54. | |
Gebeurtenissen en wettten. |
32:1-36:12. | | Reizen en orde - verdeling van land. |
36:13. | | Epiloog. |
1 En JAHWEH spreekt tot in de wildernis van de in de tent van de afspraak, in de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar van hun uitgaan uit het land van , zeggend:
2 "Verkrijgt de som van heel de vergadering van de zonen van : naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het aantal van namen, elke mannelijke naar hun schedels,
3 vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, een elke die uitgaat met het leger in . Jullie monsteren hen naar hun legers, jij en .
4 En met jullie zal er een man per stamhuis zijn, het hoofd van zijn vader's huis.
5 En deze zijn de namen van de mannen die met jullie staan: voor , de zoon van ;
6 voor , zoon van ;
7 voor , zoon van ;
8 voor , zoon van ;
9 voor , zoon van ;
10 voor de zonen van : voor , zoon van ; voor , zoon van ;
11 voor , zoon van ;
12 voor , zoon van ;
13 voor , zoon van ;
14 voor , zoon van ;
15 voor , zoon van .
16 Dezen zijn de geroepenen van de vergadering, vorsten van de stamhuizen van hun vaders; zij zijn hoofden van duizenden van ."
17 En en nemen deze mannen die door hun namen gespecificeerd worden,
18 en heel de vergadering doen zij samenkomen in de eerste dag van de tweede maand, en zij registreren zichzelf naar de genealogieën, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, naar hun schedels,
19 zoals JAHWEH instructie gaf. En hij monstert hen in de wildernis van de .
20 En zij zijn: de zonen van , de eerstgeborene van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen, naar hun schedels, elke mannelijke vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
21 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : zes en veertig duizend en vijfhonderd.
22 Van de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, die van hem gemonsterd waren, naar het getal van namen, naar hun schedels, elke mannelijke vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk van die uitgaat met het leger,
23 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : negen en vijftig duizend en driehonderd.
24 Voor de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
25 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : vijf en veertig duizend en zes honderd en vijftig.
26 Voor de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
27 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : vier en zeventig duizend en zes honderd.
28 Voor de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
29 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : vier en vijftig duizend en vier honderd.
30 Voor de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
31 die van hen gemonsterd zijn voor het stamhuis van : zeven en vijftig duizend en vier honderd.
32 Voor de zonen van : voor de zonen van naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
33 die van hen gemonsterd zijn van het stamhuis van : veertig duizend en vijf honderd;
34 voor de zonen van , naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
35 die van hen gemonsterd zijn van het stamhuis van : twee en dertig duizend en twee honderd.
36 Voor de zonen van naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
37 die van hen gemonsterd zijn van het stamhuis van : vijf en dertig duizend en vier honderd.
38 Voor de zonen van naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
39 die van hen gemonsterd zijn van het stamhuis van : twee en zestig duizend en zeven honderd.
40 Voor de zonen van naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
41 die van hen gemonsterd zijn van het stamhuis van : één en veertig duizend en vijf honderd.
42 Voor de zonen van naar hun genealogische registraties, naar hun families, naar het huis van hun vaders, naar het getal van namen van een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger,
43 voor hen die gemonsterd zijn van het stamhuis van : drie en vijftig duizend en vier honderd.
44 Dezen zijn het die gemonsterd werden, die en en de vorsten van monsterden, de twaalf mannen. Zij waren één man per huis van zijn vader.
45 En zij zijn allen zonen van die gemonsterd waren naar het huis van hun vaders, vanaf een zoon van twintig jaren en daarboven, elk die uitgaat met het leger in ,
46 en allen die gemonsterd waren, werden: zes honderd en drie duizend en vijf honderd en vijftig.
47 En de eten van het stamhuis van hun vaders, monsterden zich niet in hun midden,
48 want JAHWEH sprak tot , zeggend:
49 "Echter het stamhuis van monster jij niet en hun som verkrijg jij niet in het midden van de zonen van .
50 En jij geeft de eten de supervisie over de verblijfplaats van het getuigenis en over al zijn voorwerpen en over al wat er toe behoort. Zij, zij dragen de verblijfplaats en al zijn voorwerpen en zij, zij verrichten zijn dienst en zij legeren zich rondom de verblijfplaats.
51 En wanneer de verblijfplaats moet reizen halen de eten hem neer, en wanneer de verblijfplaats zal legeren zullen de eten hem oprichten. En de buitenstaander die nabij komt zal ter dood gebracht worden.
52 En de zonen van legeren zich, een ieder naar zijn legerkamp en een ieder naar zijn vaandel, naar hun legers.
53 En de eten legeren zich rondom de verblijfplaats van het getuigenis legeren, opdat er geen driftigheid over de vergadering van de zonen van zal komen. En de eten houden de wacht over de verblijfplaats van het getuigenis."
54 En de zonen van doen zoals alles JAHWEH aan instructie gaf; zo deden zij.
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 2
|
|