|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En zag dat het goed was in de ogen van JAHWEH om te zegenen en dat hij niet keer op keer voorteken-uitleggers ontmoette, maar zijn aangezicht stelt naar de wildernis.
2 En hief zijn ogen op en hij zag , verblijvend bij zijn stammen, en geest van Elohim is op hem.
3 En hij heft zijn toespraak aan en hij zegt: "Het met nadruk zeggen van , zoon van , en het met nadruk zeggen van de machtige man van wie het oog geblokkeerd is,
4 het met nadruk zeggen van die de gezegden van El hoort, die een visioen waarneemt van Hij Die toereikend verschaft, valt en zijn ogen worden onthuld.
5 Hoe goed zijn jouw tenten, , en jouw verblijfplaatsen, !
6 Als wadi"s strekken zij zich uit, als tuinen aan een rivier, als aloë bomen plantte JAHWEH, als ceders aan wateren.
7 Watermv vloeit uit zijn emmers en zijn zaad is in vele wateren. En zijn koning is hoog boven en zijn koninkrijk verheft zichzelf.
8 El, Die hem deed uitgaan uit , is voor hem als de gehoornde krachten van de wilde stier. Hij verslindt naties, zijn benauwers, en hij kluift al hun botten af en met zijn pijlen doorboort hij.
9 Hij kromt zich, hij ligt neer als een leeuw en als een ouderleeuw. Wie zal hem doen oprijzen? Zij die jou zegenen zijn gezegend en zij die jou vervloeken zijn vervloekt." -
10 En 's boosheid tegen wordt heet en hij geeft een klap met zijn handpalmen. En zegt tegen : "Ik riep jou om mijn vijanden te smaden, en aanschouw!, jij zegende! Ja, jij zegende deze drie keren!
11 En nu, haast je weg, naar het jouwe, naar jouw plaats! Ik zei: ik zal jou verheerlijken, ja verheerlijken. Maar aanschouw!, JAHWEH weerhoudt jou van heerlijkheid."
12 En zegt tot : "Sprak ik ook niet tot uw boodschappers die u tot mij zond, zeggend:
13 Zelfs indien aan mij de volheid van zijn huis geeft, in zilver en in goud, kan ik niet het bevel van JAHWEH overschrijden om te doen wat goed of kwaad is uit mijn hart. Dat wat JAHWEH tot hem spreekt, dat zal ik spreken.
14 En nu, aanschouw mij, gaande naar mijn volk! Ga! En ik zal u raad geven wat dit volk zal doen met uw volk in de laatste van de dagen."
15 En hij heft zijn toespraak aan en hij zegt: "Het met nadruk zeggen van , zoon van , en het met nadruk zeggen van de machtige man van wie het oog geblokkeerd is,
16 het met nadruk zeggen van die de gezegden van El hoort en die de kennis van de Allerhoogste weet. Hij neemt een visioen waar van Hij Die toereikend verschaft, vallend, en zijn ogen worden onthuld.
17 Ik zie hem, maar niet nu. Ik bekijk hem, maar niet dichtbij. Uit treedt een ster naar voren en een scepter rijst op uit en hij doorboort de zijkanten van en hij schept alle zonen van op.
18 En wordt pachtbezit en wordt pachtbezit voor zijn vijanden, en doet dapperheid.
19 En iemand uit heerst en hij doet de overlevende van de stad omkomen."
20 En hij ziet en hij heft zijn toespraak aan en hij zegt: "Eerste van de naties is , maar zijn laatste zal leiden tot vergaan."
21 En hij ziet de Keniet en hij heft zijn toespraak aan en hij zegt: "Welgevestigd is jouw woning en jouw nest is geplaatst in de steile rots.
22 Maar veeleer zal uitgenomen worden. Hoe lang tot jou krijgsgevangen neemt?"
23 En hij heft zijn toespraak aan en hij zegt: "Wee! Wie leeft wanneer El hem plaatst?
24 En boten komen van de hand van en zij vernederen . Maar ook hij zal komen tot vergaan."
25 En staat op en hij gaat heen. En hij keert terug naar zijn plaats. En ook gaat zijns weegs.
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 25
|
|