|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 Deze zijn de reizen van de zonen van toen zij uitgingen uit het land van , naar hun legers, door de hand van en .
2 En schrijft hun vertrekplaatsen op van hun reizen, op bevel van JAHWEH. En deze zijn hun opbrekingen naar hun vertrekplaatsen.
3 En zij reisden van in de eerste maand, in de vijftiende dag van de eerste maand. Vanaf de volgende dag na het pascha gaan de zonen van uit met opgeheven hand, voor de ogen van alle naren.
4 En de naren begraven hen die JAHWEH onder hen neersloeg, elke eerstgeborene, en tegen hun elohim bracht JAHWEH oordelen.
5 En de zonen van reizen van en zij legeren zich in .
6 En zij reizen van en zij legeren zich in , dat aan het einde van de wildernis is.
7 En zij reizen van en men keert terug naar , dat uitziet op - is. En zij legeren zich voor .
8 En zij reizen van voor en zij steken over door het midden van de zee in de richting van de wildernis, en zij gaan een weg van drie dagen in de wildernis van en zij legeren zich in .
9 En zij reizen van en zij komen in de buurt van . En in zijn twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen. En zij legeren zich daar.
10 En zij reizen van en zij legeren zich bij de Zee van het Rietgras.
11 En zij reizen van de Zee van het Rietgras en zij legeren zich in de wildernis van .
12 En zij reizen van de wildernis van en zij legeren zich in .
13 En zij reizen van en zij legeren zich in .
14 En zij reizen van en zij legeren zich in , en daar was geen watermv voor het volk om te drinken.
15 En zij reizen van en zij legeren zich in de wildernis van .
16 En zij reizen van de wildernis van en zij legeren zich in .
17 En zij reizen van en zij legeren zich in .
18 En zij reizen van en zij legeren zich in .
19 En zij reizen van en zij legeren zich in -.
20 En zij reizen van - en zij legeren zich in .
21 En zij reizen van en zij legeren zich in .
22 En zij reizen van en zij legeren zich in .
23 En zij reizen van en zijn legeren zich bij de berg .
24 En zij reizen van de berg en zij legeren zich in .
25 En zij reizen van en zij legeren zich in .
26 En zij reizen van en zij legeren zich in .
27 En zij reizen van en zij legeren zich in .
28 En zij reizen van en zij legeren zich in .
29 En zij reizen van en zij legeren zich in .
30 En zij reizen van en zij legeren zich in .
31 En zij reizen van en zij legeren zich in .
32 En zij reizen van en zij legeren zich in .
33 En zij reizen van en zij legeren zich in .
34 En zij reizen van en zij legeren zich in .
35 En zij reizen van en zij legeren zich in .
36 En zij reizen van en zij legeren zich in de wildernis van ; dat is .
37 En zij reizen van en zij legeren zich bij de berg , in het uiterste deel van het land .
38 En , de priester, gaat de berg op, op bevel van JAHWEH en hij sterft daar in het veertigste jaar van het uitgaan van de zonen van uit het land van , in de vijfde maand, in dag één van de maand.
39 En was een zoon van honderd en drie en twintig jaren bij zijn sterven op de berg .
40 En de itische koning van , die woont in de , in het land van , hoort van het komen van de zonen van .
41 En zij reizen van de berg en zij legeren zich in .
42 En zij reizen van en zij legeren zich in .
43 En zij reizen van en zij legeren zich in .
44 En zij reizen van en zij legeren zich in , aan de grens van .
45 En zij reizen van en zij legeren zich in -.
46 En zij reizen van - en zij legeren zich in .
47 En zij reizen van en zij legeren zich in de bergen van de , voor .
48 En zij reizen van de bergen van de en zij legeren zich in de steppen van , aan de , bij .
49 En zij legeren zich aan de , van tot aan , in de steppen van .
50 En JAHWEH spreekt tot in de steppen van , aan de , tegenover , zeggend:
51 "Spreek tot de zonen van en zeg tot hen: Wanneer jullie de oversteken naar het land van ,
52 dan zullen jullie alle inwoners van het land verdrijven van voor jullie aangezichten, en jullie zullen al hun afbeeldingen vernietigen en al hun gegoten beelden zullen vernietigen en al hun hoge plaatsen zullen jullie uitroeien.
53 En jullie pachten het land en jullie wonen er in, want aan jullie geef Ik het land om het te pachten.
54 En jullie bedelen jezelf het land toe naar het lotbezit, naar jullie families. Naar de talrijke zullen jullie hun lotbezit vermeerderen en naar de kleine zullen jullie hun lotbezit verminderen. Aan wie het uitgaat zal het voor hem zijn. Onder de stamhuizen van jullie vaders zullen jullie jezelf het lotbezit toedelen.
55 En indien jullie niet de inwoners van het land verdrijven van voor jullie aangezichten, dan worden zij die jullie van hen doen resteren tot hegdorens in jullie ogen en tot beukelaarstekels in jullie zijden, en zij benauwen jullie in het land waarin jullie wonen.
56 En het zal zo zijn: zoals Ik bestemde met hen te doen, zo zal Ik met jullie doen."
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 34
|
|