|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En daalde af in de richting van en hij zag een vrouw in van de dochters van de Filistijnen.
2 En hij ging op en hij vertelde aan zijn vader en aan zijn moeder, en hij zei: "Ik zag een vrouw in de buurt van , van de dochters van de Filistijnen, en nu, nemen jullie haar voor mij tot vrouw."
3 En zijn vader en zijn moeder zeiden tot hem: "Is er niet onder de dochters van jouw broeders en in heel mijn volk een vrouw, dat jij een vrouw gaat nemen van de onbesneden Filistijnen?" En zei tot zijn vader: "Neem haar voor mij, want zij is rechtschapen in mijn ogen."
4 En zijn vader en zijn moeder wisten niet dat het van JAHWEH was, dat Hij gelegenheid zocht tegen de Filistijnen; en in die tijd heersten de Filistijnen in .
5 En daalde af, met zijn vader en zijn moeder, in de richting van , en zij kwamen tot aan de wijngaarden in de buurt van , en aanschouw, een beschutte welp van leeuwen brulde om hem te ontmoeten,
6 en de geest van JAHWEH was voorspoedig op hem, en hij klieft het zoals men het bokje klieft; en er was niets in zijn hand. En hij vertelde zijn vader en zijn moeder niet wat hij deed.
7 En hij daalde af en hij sprak tot de vrouw en zij is rechtschapen in de ogen van .
8 En na enkele dagen keerde hij terug om haar te nemen; en hij trok zich terug om het gevallene van de leeuw te zien, en aanschouw, er is een zwerm bijen in het lichaam van de leeuw en honing.
9 En hij reikte naar beneden met zijn handpalmen, en hij ging heen, gaande en etend. En hij ging naar zijn vader en naar zijn moeder, en hij gaf aan hen en zij aten. En hij vertelde hen niet dat hij naar beneden reikte voor de honing uit het lichaam van de leeuw.
10 En zijn vader daalde af naar de vrouw en maakte daar een feestmaal, want zo doen de uitgekozen jonge mannen.
11 En het gebeurde wanneer zij hem zagen, dat zij dertig naasten namen en zij met hem waren.
12 En zei tot hen: "Ik leg, alstublieft, aan jullie een raadsel voor. Indien jullie het mij vertellen, ja vertellen in de zeven dagen van het feestmaal en jullie vinden het, dan geef ik aan jullie dertig hemden en dertig wisselingen van kledingstukken.
13 En indien jullie het mij niet kunnen vertellen, dan geven jullie aan mij dertig hemden en dertig wisselingen van kledingstukken." En zij zeiden tot hem: "Leg jouw raadsel voor en wij zullen het aanhoren."
14 En hij zei tot hen: "Uit de eter gaat voedsel uit en uit de sterke gaat zoetheid uit." En zij konden het raadsel in drie dagen niet vertellen.
15 En het gebeurde in de zevende dag dat zij tot de vrouw van zeiden: "Verlok jouw man, zodat hij ons het raadsel vertelt, opdat wij niet jou en het huis van jouw vader in het vuur verbranden. Jullie hebben toch niet tot ons geroepen om ons berooid te doen worden?"
16 En de vrouw van huilde bij hem en zij zei: "Jij haat mij zeker en jij hebt mij niet lief. Het raadsel heb jij voorgelegd aan de zonen van mijn volk en aan mij vertelde jij het niet." En hij zei tot haar: "Aanschouw!, aan mijn vader en aan mijn moeder vertelde ik het niet, zal ik het aan jou vertellen?"
17 En zij huilde bij hem de zeven dagen die hun feestmaal duurde. En het gebeurde in de zevende dag dat hij het haar vertelde, omdat zij hem beklemde. En zij vertelde het raadsel aan de zonen van haar volk.
18 En de mannen van de stad zeiden hem in de zevende dag, voordat de schijf van de zon onder gaat: "Wat is zoeter dan honing en wat is sterker dan een leeuw?" En hij zei tot hen: "Tenzij jullie ploegden met mijn vaars, vonden jullie mijn raadsel niet."
19 En de geest van JAHWEH was voorspoedig op hem en hij daalde af naar en hij sloeg van hen dertig mannen neer. En hij nam hun bovenkleding en hij geeft de wisselingen aan hen die het raadsel vertelden. En zijn boosheid was heet. En hij ging op naar het huis van zijn vader.
20 En 's vrouw werd van zijn naaste, die zijn partner was.
Terug naar de indexpagina
Naar Richteren 15
|
|