|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En alle zonen van gingen uit en de vergadering kwam als één man samen, van tot aan en het land van , voor JAHWEH, te .
2 En de hoekstenen van heel het volk, alle stammen van , stelden zich op in de samenkomst van het volk van de Elohim, vierhonderdduizend mannen te voet die het zwaard trekken.
3 En de zonen van hoorden dat de zonen van opgingen naar . En de zonen van zeiden: "Spreekt! Hoe is dit kwaad gebeurd?"
4 En de man, de Leviet, de man van de vrouw die vermoord werd, antwoordde, en hij zei: "Ik kwam in de buurt van (dat is ), ik en mijn bijvrouw, om te overnachten.
5 En de bezitters van stonden tegen mij op en zij omringden mij in de nacht in het huis. Zij waren van plan mij te doden. En mijn bijvrouw hebben zij vernederd en zij stierf.
6 En ik hield mijn bijvrouw vast en ik sneed haar in stukken en ik zond die naar heel het veld van het lotbezit van , want zij deden zedeloosheid en ontaardheid in .
7 Aanschouw!, jullie zijn allen zonen van , verleent hier jullie woord en beraadslaging."
8 En heel het volk stond als één man op, zeggend: "Geen man zal naar zijn tent gaan en niemand trekt zich terug naar zijn huis.
9 En nu, dit is de zaak die wij zullen doen met , tegen haar door het lot!
10 En wij nemen tien mannen per honderd van alle stammen van en honderd per duizend en duizend per tienduizend, proviand voor het volk nemend, om, bij hun komst te in , te doen naar al de ontaardheid die het in deed."
11 En alle man van verzamelt zich tegen de stad, als één man, als deelgenoten.
12 En de stammen van zonden mannen door alle stammen van , zeggend: "Wat is dit kwaad dat onder jullie is gebeurd?
13 En nu, geeft de mannen, zonen van ontaardheid, die in zijn, dan zullen wij hen ter dood brengen. En wij zullen het kwaad wegnemen uit ." En de zonen van wilden niet luisteren naar de stem van hun broeders, de zonen van .
14 En de zonen van verzamelden zich uit de steden in de buurt van , om uit te gaan naar de strijd met de zonen van .
15 En de zonen van monsterden zich in die dag aan: uit de steden zesentwintigduizend mannen die het zwaard trekken, afgezien van de inwoners van ; zij monsterden zich aan, zevenhonderd uitgekozen mannen.
16 Uit al dit volk waren er zevenhonderd uitgekozen mannen die een belemmering hadden aan hun rechterkant. Elk van dezen slingerde de steen tot op de haar en hij miste*1) niet.
17 En de mannen van monsterden zich aan, afgezien van die van : vierhonderdduizend mannen die het zwaard trekken, elk van dezen een man van oorlog.
18 En zij stonden op en zij gingen op naar *2) en zij vroegen aan Elohim, en de zonen van zeiden: "Wie zal voor ons opgaan bij de aanvang van de strijd met de zonen van ?" En JAHWEH zei: ", in de aanvang!"
19 En de zonen van stonden op in de ochtend en zij legerden zich tegen .
20 En de mannen van gingen uit tot de strijd met . En de mannen van stelden zich in slagorde op tegen hen, voor de strijd tegen .
21 En de zonen van gingen uit en zij richtten een slachting aan in , in die dag tweeëntwintigduizend mannen, naar de aarde.
22 En het volk, de mannen van , betoonde zich standvastig en zij gingen voort zich in slagorde op te stellen voor de strijd, in de plaats daar waar zij zich in de eerste dag in slagorde opstelden.
23 En de zonen van gingen op en zij huilden voor het aangezicht van JAHWEH tot aan de avond. En zij vroegen aan JAHWEH, zeggend: "Zal ik voortgaan dichtbij te komen voor de strijd met de zonen van , mijn broeder?" En JAHWEH zei: "Gaat op tegen hem!"
24 En de zonen van kwamen naderbij tot de zonen van , in de tweede dag.
25 En ging uit om hen te ontmoeten, uit , in de tweede dag, en zij richten een slachting aan onder de zonen van een verdere achttienduizend mannen, naar de aarde; al dezen zijn het die het zwaard trekken.
26 En alle zonen van gingen op, en heel het volk, en zij kwamen te . En zij huilden en zij zaten daar voor het aangezicht van JAHWEH, en zij vastten in die dag tot aan de avond. En zij deden opstijgoffers en vredeoffers opgaan voor het aangezicht van JAHWEH.
27 En de zonen van vroegen aan JAHWEH, want daar was de kist van het verbond van de Elohim in die dagen.
28 En , zoon van , zoon van , stond voor Zijn aangezicht in die dagen, zeggend: "Zal ik voortgaan verder uit te gaan naar de strijd met de zonen van , mijn broeder, of zie ik er van af?" En JAHWEH zei: "Gaat op, want morgen zal Ik hem in jouw hand geven."
29 En plaatste hinderlagen tegen , rondom.
30 En de zonen van gingen op naar de zonen van in de derde dag en zij stelden zich in slagorde op tegen , zoals eerder.
31 En de zonen van gingen uit om het volk te ontmoeten; zij werden weggerukt van de stad en zij begonnen enigen van het volk neer te slaan, gesneuvelden zoals eerder, op de hoofdwegen, waarvan één opgaat naar , en één in de buurt van , in het veld, ongeveer dertig mannen van .
32 En de zonen van zeiden: "Zij werden verslagen voor ons aangezicht, zoals eerst." En de zonen van zeiden: "Wij zullen vluchten en hen wegrukken van de stad, naar de hoofdwegen."
33 En elke man van stond op van zijn plaats en zij stelden zich in slagorde op in , en de hinderlaag van stormde tevoorschijn uit hun schuilplaats, vanuit de lege plaats van .
34 En zij kwamen van tegenover , tienduizend mannen, uitgekozen uit heel . En het gevecht was zwaar en zij wisten niet dat het kwaad hen aanraakte.
35 En JAHWEH trof voor het aangezicht van en de zonen van richtten in die dag een slachting aan onder , vijfentwintigduizend en honderd mannen; al dezen trokken het zwaard.
36 En de zonen van zagen dat zij verslagen werden; en de mannen van gaven ruimte aan , want zij vertrouwden op de hinderlaag die zij plaatsten tegen .
37 En die in de hinderlaag lagen spoedden zich en zij doken op bij . En de hinderlaag trok uit en sloeg heel de stad neer met de mond van het zwaard.
38 En de afspraak met de mannen van in de hinderlaag was: "Vermeerder het signaal van de rook die jullie doen opgaan uit de stad."
39 En de mannen van keerden om in de strijd en begon met het neerslaan van de gesneuvelden onder de mannen van , ongeveer dertig mannen; want zij zeiden: "Ja, zij zullen verslagen, ja verslagen worden voor ons aangezicht, zoals in de eerste strijd."
40 En het signaal begon op te gaan vanaf de stad, een kolom van rook. En wendde zich om, achter zich, en aanschouw!, heel de stad werd tot roken gebracht, in de richting van de hemelen.
41 En de mannen van keerden om en de mannen van werden geagiteerd als men ziet dat het kwaad hen aanraakt.
42 En zij keerden zich tot het aangezicht van de mannen van , naar de weg van de wildernis. En het gevecht zit hen op de hielen, en die vanuit de steden verderf brachten zijn in hun midden.
43 Zij omsingelden ; zij achtervolgden hem rusteloos; zij vertraden hem tot tegenover , vanaf de opgang van de zon.
44 En er viellen van achttienduizend mannen; al dezen waren mannen van dapperheid.
45 En zij keerden om en zij vluchtten naar de wildernis, naar de steile rots van . En zij raapten op de hoofdwegen vijfduizend mannen op en zij zaten hen op de hielen tot aan en zij sloegen van hen tweeduizend mannen neer.
46 En allen van die gevallen waren, zijn vijfentwintigduizend mannen die het zwaard trekken, in die dag. Dezen waren allen mannen van dapperheid.
47 En zij keerden om en zij vluchtten naar de wildernis, naar de steile rots van , zeshonderd mannen. En zij zaten vier maanden op de steile rots van .
48 En de mannen van keerden terug naar de zonen van en zij sloegen hen neer met de mond van het zwaard, uit de stad, volwassen mannen, tot aan het beest, tot aan al wat gevonden wordt. Ook zonden zij alle steden die gevonden werden in vuur.
*1) - Miste. Hebreeuws: Chata. Dit is hetzelfde woord als "zondigen". "Zondigen" betekent: doel missen.
*2) - . Letterlijk: Huis van God.
Terug naar de indexpagina
Naar Richteren 21
|
|