|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En de zonen van doen het kwade in de ogen van JAHWEH, en JAHWEH geeft hen in de hand van , zeven jaren.
2 En de hand van is sterk tegen . Voor het aangezicht van maakten de zonen van voor zichzelf de holen die in de bergen zijn en de grotten en de bergvestingen.
3 En het gebeurde wanneer zaaide, dat opging en en de zonen van het oosten, en zij gingen op tegen hen.
4 En zij legeren zich tegen hen en zij ruïneren het gewas van het land tot zo ver als men komt bij . En zij deden geen levensonderhoud overblijven in , of het nu gaat om een stuk kleinvee, de stier of de ezel,
5 want zij gaan op, met hun veebezit, met hun tenten, en zij komen als een ondraaglijke hoeveelheid sprinkhanen, als een veelheid, en voor hen en voor hun kamelen is er geen getal. En zij komen in het land om haar te ruïneren.
6 En verarmt uitermate voor het aangezicht van , en de zonen van schreeuwen het uit tot JAHWEH.
7 En het gebeurt dat de zonen van het uitschreeuwen tot JAHWEH, vanwege .
8 En JAHWEH zendt een man, een profeet, naar de zonen van , en hij zegt tot hen: "Zo zegt JAHWEH, Elohim van : Ik, Ik deed jullie opgaan vanaf en Ik deed jullie uitgaan uit het huis van dienaren,
9 en Ik redde jullie uit de hand van en uit de hand van al jullie verdrukkers, en Ik dreef hen uit vanaf jullie aangezichten en Ik geef hun land aan jullie.
10 en Ik zei tot jullie: Ik ben JAHWEH, jullie Elohim. Jullie zullen niet vrezen de elohim van de Amorieten, in wiens land jullie wonen. En jullie luisterden niet naar Mijn stem."
11 En de boodschapper van JAHWEH kwam en hij zat onder de terebint die in is, die van was, de -Ezriet. En , zijn zoon, was de tarwe aan het uitkloppen in de wijnpers, om zich veilig te stellen voor het aangezicht van .
12 En de boodschapper van JAHWEH verschijnt aan hem en hij zegt tot hem: "JAHWEH is met jou, machtige man van de dapperheid."
13 En zei tot hem: "O, mijn heer, JAHWEH is met ons? En waarom vindt dit alles ons? En waar zijn al Zijn wonderbaarlijke werken, die onze vaders ons verhaalden, zeggend: JAHWEH, deed Hij ons niet opgaan uit ? En nu laat JAHWEH ons in de steek en geeft Hij ons in de greep van ."
14 En JAHWEH wendt Zich tot hem om en Hij zegt: "Ga in jouw energie en redt jij uit de greep van . Heb Ik jou niet gezonden?"
15 En hij zegt tot hem: "O, mijn Heer, waarmee zal ik redden? Aanschouw, mijn duizend is de arme in en ik ben de mindere in het huis van mijn vader."
16 En JAHWEH zegt tot hem: "Omdat Ik met jou zal zijn, sla jij als één man neer."
17 En hij zegt tot Hem: "Alstublieft, indien ik genade vind in Uw ogen, doet U mij dan een teken dat U met mij spreekt.
18 Alstublieft, het moet niet zo zijn dat U U van hier verwijdert totdat ik tot U kom en ik mijn erkenningsoffer meebreng en ik het achter laat voor Uw aangezicht." En Hij zegt: "Ik, Ik zal zitten totdat jij terugkeert."
19 En komt en hij bereidt een bokje van de geiten en ongezuurde broden van een efa meel; het vlees plaatste hij op het dienblad en het vleesnat plaatste hij in de ketel. En hij doet ze uitgaan, naar Hem, tot onder de terebint, en hij brengt het dichtbij.
20 En de boodschapper van de Elohim zegt tot hem: "Neem het vlees en de ongezuurde broden en laat ze op deze steile rots en giet het vleesnat uit." En dat doet hij.
21 En de boodschapper van JAHWEH zendt het uiteinde van de leunstaf die in zijn hand is, en hij raakt het vlees en de ongezuurde broden aan; en het vuur gaat op vanaf de rots en het verslindt het vlees en de ongezuurde broden. En de boodschapper van JAHWEH gaat weg van voor zijn ogen.
22 En ziet dat Hij een boodschapper van JAHWEH is, en zegt: "Ach, mijn Heer JAHWEH, daarom zag ik een boodschapper van JAHWEH van aangezichtmv tot aangezichtmv!"
23 En JAHWEH zegt tot hem: "Vrede is met jou. Het moet niet zo zijn dat jij vreest, jij zal niet sterven."
24 En bouwt daar een altaar voor JAHWEH en hij noemt het ; tot op deze dag is het nog steeds in van de -Ezriet.
25 En het gebeurt in die nacht dat JAHWEH tot hem zegt: "Neem de jonge stier van de stier die van jouw vader is en de tweede jonge stier van zeven jaren en sloop het altaar van de , dat van jouw vader is; en de paal, die er bij is, zal jij omhakken.
26 En jij bouwt een altaar voor JAHWEH, jouw Elohim, op de top van dit bolwerk, in de juiste opstelling; en jij neemt de tweede jonge stier en jij doet een opstijgoffer opgaan met het hout van de paal, die jij zal omhakken.
27 En neemt tien mannen van zijn dienaren en hij doet zoals JAHWEH tot hem sprak. En het gebeurt, omdat hij het huis van zijn vader en de mannen van de stad vreesde om het overdag te doen, dat hij het in de nacht deed.
28 En de mannen van de stad staan vroeg in de ochtend op, en aanschouw!, het altaar van de is afgebroken en de paal, die er op was, was omgehakt. En de tweede jonge stier was opgegaan op het altaar dat was gebouwd.
29 En een ieder zegt tot zijn naaste: "Wie deed deze zaak?" En zij doen navraag en zij zoeken en men zegt: ", zoon van , hij deed deze zaak."
30 En de mannen van de stad zeggen tot : "Doe jouw zoon uitgaan en hij zal sterven, want hij brak het altaar van de af en hij hakte de paal om die er op stond."
31 En zei tot allen die tegen hem staan: "Jullie, jullie twisten voor de ? Redden jullie hem? Hij die voor hem twist zal nog in de ochtend ter dood gebracht worden. Indien hij een elohim is zal hij voor zichzelf twisten, want men brak zijn altaar af."
32 En hij noemt hem in die dag , zeggend: "De zal tegen hem twisten, want hij brak zijn altaar af."
33 En heel en en de zonen van het oosten verzamelen zich en zij steken tezamen over en zij legeren zich in de vallei van .
34 En de geest van JAHWEH bekleedde . En hij blies in de ramshoorn. En wordt achter hem samengeroepen.
35 En hij zond boodschappers naar heel en ook zij worden achter hem samengeroepen. En hij zond boodschappers naar en naar en naar , en zij gingen op om hen te ontmoeten.
36 En zei tot de Elohim: "Indien U het bent die door mijn hand redt, zoals U sprak,
37 aanschouw!, ik stel de vacht van de wol op de dorsvloer; indien er alleen op de vacht dauw komt, en op heel het land droogte, dan weet ik dat U door mijn hand zal redden, zoals U sprak."
38 En zo gebeurt het. En hij staat vroeg in de volgende dag op en hij drukt de vacht uit en hij wringt de dauw uit de vacht, de grote beker vol watermv.
39 En zei tot de Elohim: "Het moet niet zo zijn dat Uw boosheid heet is tegen mij. En ik zal nog één maal spreken. Alstublieft, ik zal ditmaal de vacht beproeven. Er zal, alstublieft, droogte zijn in alleen de vacht en op heel het land zal dauw zijn."
40 En Elohim doet zo in die nacht en er is droogte op alleen de vacht en op heel het land was er dauw.
Terug naar de indexpagina
Naar Richteren 7
|
|