|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En had een verwant van haar man, een machtig man van dapperheid, uit de familie van en zij naam was .
2 En , de Moabitische, zei tot : "Ik zal, alstublieft, naar het veld gaan en ik zal de aren rapen achter wie ik genade vind in zijn ogen." En zij zei tot haar: "Ga, mijn dochter."
3 En zij ging en zij kwam en zij raapte in het veld achter de oogstwerkers. En het gebeurde haar dat een portie van het veld van was, die van de familie van was.
4 En aanschouw!, kwam uit en hij zei tot de oogstwerkers: "JAHWEH zei met jullie!" En zij zeiden tot hem: "JAHWEH zegent u!"
5 En zei tot zijn knaap die gevolmachtigd was over de oogstwerkers: "Bij wie behoort dit jonge meisje?"
6 En de knaap die gevolmachtigd was over de oogstwerkers antwoordde en hij zei: "Het jonge meisje is een Moabitische, die terugkeerde met uit het veld van .
7 En zij zei: Ik zal, alstublieft, rapen en ik zal verzamelen in de schoven achter de oogstwerkers. En zij kwam en zij stond sindsdien vanaf de ochtend en tot aan nu; ze zat een klein beetje in het huis."
8 En zei tot : "Hoorde jij niet, mijn dochter? Het moet niet zo zijn dat jij gaat om in een ander veld te rapen; en ook zal jij niet vanaf hier oversteken. En zo zal jij op de hielen zitten met mijn jonge meisjes.
9 Jouw ogen zijn in het veld dat zij oogsten, en jij gaat achter hen. Heb ik de knapen niet instructie gegeven jou niet aan te raken? En heb jij dorst, dan ga jij naar de vaten en drink jij van wat de knapen zullen putten."
10 En zij viel op haar aangezicht en zij boog zich neer naar de aarde, en zij zei tot hem: "Om welke reden vond ik genade in uw ogen, dat u mij herkent, want ik ben een uitheemse vrouw."
11 En antwoordde en hij zei tot haar: "Er werd mij verteld, ja verteld al wat jij deed met jouw schoonmoeder, na de dood van jouw man. En jij verliet jouw vader en jouw moeder en het land van jou geboorte en jij ging naar een volk dat jij gisteren en eergisteren niet kende.
12 JAHWEH zal jouw verrichting terugbetalen. En het zal jouw volkomen beloning zijn vanaf JAHWEH, Elohim van , bij Wie jij kwam om onder Zijn vleugels toevlucht te nemen."
13 En zij zei: "Ik zal gunst vinden in uw ogen, mijn heer, want u troost mij. En u sprak tot het hart van uw dienares. En ik, ik ben niet als één van uw dienaressen."
14 En zei tot haar bij de tijd van het voedsel: "Kom hierheen, dichtbij, en eet van het brood en doop jouw stukje brood in de azijn." En zij zit aan de zijde van de oogstwerkers en hij stak haar geroosterd koren toe. En zij at en zij werd verzadigd en ze hield over.
15 En ze stond op om te rapen. En geeft zijn knapen instructie, zeggend: "Ook tussen de schoven zal zij rapen en jullie zullen haar niet rood van schaamte maken.
16 En ook zullen jullie iets van de gemaaide stroken losmaken, ja losmaken; en jullie laten het over en zij raapt en jullie zullen haar niet berispen."
17 En zij raapte in het veld tot aan de avond en zij klopte uit wat zij las en het was ongeveer een gerst.
18 En zij heief het op en zij kwam in de stad. En haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. En zij bracht het binnen en zij gaf aan haar wat zij over hield van haar verzadiging.
19 En haar schoonmoeder zei tot haar: "Waar raapte jij vandaag en waar werkte jij? Gezegend zal zijn die jou herkende!" En zij vertelde aan haar schoonmoeder bij wie zij werkte en zij zei: "De naam van de man bij wie ik vandaag werkte is ."
20 En zei tot haar schoondochter: "Gezegend zij hij door JAHWEH, Die Zijn getrouwheid met de levenden en met de doden niet verlaat." En zei tot haar: "De man is een nabije verwant van ons; hij is de man die de schuld inlossende verwant van ons is."
21 En , de Moabitische, zei: "Hij vertelde me ook: Met de knapen die van mij zijn zal jij op de hielen zitten, tot wanneer zij heel de oogst beëindigen die van mij is."
22 En zei tot , haar schoondochter: "Het is goed, mijn dochter, dat jij uit ging met zijn jonge meisjes, en zij niet tegen jou komen in een ander veld."
23 En zij zat op de hielen van de jonge meisjes van , om te rapen tot aan het beëindigen van de oogst van de gerst en de oogst van de tarwe. En zij woonde bij haar schoonmoeder.
Terug naar de indexpagina
Naar Ruth 3
|
|